Sunday, January 7, 2018

Ferry Erdmann: artikel "Hindoeïsme, een lappendeken"



HINDOEISME, een lappendeken                                                   
Ferry Erdmann                                                                                                                       versie 2014

Afb.1
Het hindoeïsme is de religie van India. Het heeft er zijn oorsprong en de meeste hindoes wonen in India. Zij vormen 80 % van de ruim een miljard inwoners. We vinden het hindoeïsme ook in buurlanden van India, zoals in Nepal, waar de grote meerderheid van de bevolking hindoe is (24 miljoen), en in Bangladesh (14 miljoen), hoewel hindoes daar in de  minderheid zijn. Op Sri Lanka is een deel van de Tamil bevolking hindoe (2 miljoen), maar ook zij vormen een minderheid. Voorts wonen er hindoes in Zuid-Afrika, in Suriname en op Bali in Indonesië, en in andere Zuidoost-Aziatische landen. Een aantal hindoes werkt in de Golfstaten, en tenslotte zijn er kleine hindoe immigrantengemeenschappen in diverse westerse landen. De algemene schatting van het totaal aantal hindoes op de wereld komt  momenteel op bijna een miljard uit. Dat is circa 13 % van de wereldbevolking en daarmee is het hindoeïsme de op twee na grootste ‘wereldreligie’.[1]

De meeste Indiase hindoes van heden noemen hun land Bharat, maar India wordt ook wel Hindustan genoemd, “land van de Indus rivier”.  Hindu is een Perzische weergave van Sindhu, een oude Indiase naam voor deze rivier die oorspronkelijk tevens de bewoners van het stroomgebied aanduidde, ongeacht hun religie. Pas in de Britse koloniale tijd begint het staatsvormingsproces op het Indiase subcontinent zijn huidige vorm en omvang te krijgen. De Engelsen verbasterden de naam van dezelfde rivier verder tot Indus, en het woord India in de huidige betekenis is ook van Engelse afkomst. Hetzelfde geldt voor de religieuze betekenis van de termen hindoeïsme en hindoe(s), als onderscheiden van moslims, christenen, jains, boeddhisten, sikhs, parsi’s en bahai, de andere religieuze groeperingen van India.

Dit artikel geeft een beknopte introductie van de kleurrijke en diverse wereld van het hindoeïsme. De voornaamste karaktertrekken, uitingsvormen en begrippen worden aangegeven. Het is de wereldreligie met de langste historie, waarmee de veelvormigheid, tegenstellingen en complexiteit samenhangen. 

Afb.2

Oorsprong
Voor het ontstaan van het hindoeïsme moeten we teruggaan in de tijd tot ver vóór het begin van de christelijke jaartelling (ons jaar nul) en natuurlijk ook ver voor het begin van de islamitische jaartelling (8e eeuw A.D.) en zelfs ver voordat de Boeddha in India leefde (6e eeuw v. Chr.). Er is geen sprake van dat we een persoon als grondlegger van het hindoeïsme kunnen aanwijzen en zelfs een duidelijk begin is moeilijk te vast te stellen.
Zeker anderhalf millennium vóór Christus vielen ‘kaukasische’ ruitervolken Noordwest-India binnen.  Ze waren niet alleen blank, maar kwamen ook letterlijk uit het gebied van de zuidelijke Kaukasus. Op grond van opgravingen weten we dat tot die tijd in dezelfde regio van Noordwest-India aan de benedenloop van de Indus een oude stedelijke beschaving heeft bestaan. Een oorzakelijk verband tussen het  binnendringen van de ruiters en de teloorgang van deze urbane “Indus-cultuur” is niet zeker. Wel brachten zij in deze regio een indo-europese taal en een religie met een eigen pantheon, waarin tevens veel locale goden en gebruiken werden opgenomen. Ze introduceerden een rituele traditie, die vanouds (vanaf 2000 v. Chr.?) in de vorm van mondeling overgedragen ‘hymnen’ werd bewaard. Deze hymnen zijn vervolgens vastgelegd in de Veda’s, de oudste geschriften van het hindoeïsme. De taal van de Veda’s is de oudste vorm van het Sanskriet, en het Sanskriet is de oudst bekende indo-europese taal (het Latijn van India, maar dan nog veel ouder). 
Afb.3
Waar het in deze oude religie vooral om draaide was de juiste uitvoering van offerrituelen om de goden tevreden te stellen. De binnendringende volkeren moeten zich nogal superieur gevoeld hebben, want ze noemden zich arya (edel).[2] De ‘vedische’ religie en het Sanskriet, als taal van de oude religieuze teksten, zijn de basis gebleven voor het hindoeïsme.[3] De oorspronkelijke ‘dravidische’ bevolking van noordwest-India moet zich voor een deel naar het zuiden hebben verplaatst, waar ze nu nog door de Tamils met hun bijzondere, niet-indo-europese taal, wordt vertegenwoordigd.

Kastensysteem en wedergeboorte
Door de contacten tussen verschillende culturen en door maatschappelijke specialisatie heeft zich een bijzondere hiërarchische maatschappelijke ordening ontwikkeld, die wij het kastenstelsel noemen. Het hindoeïsme is in sterke mate met dit sociale systeem verbonden. Families worden ingedeeld in ‘erfelijke’ beroepsgroepen ( jati). Daarvan zijn er honderden, die tezamen zijn onder te brengen in een vijftal hoofdgroepen: vier varna’s. (lett. “kleuren”), hoofdkategorieën, die al in de Veda’s worden genoemd (zie hieronder, p.4) en een vijfde groep, die een soort ‘restkategorie’ vormt.[4]

1.  Brahmanen            -priesters, geleerden
2.  Kshatriya’s            -vorsten, krijgslieden en bestuurders
3.  Vaishya’s               -landeigenaren, kooplieden en handelaars
4.  Shudra’s                -bedienend personeel, boeren, land-
                          arbeiders, en handwerkslieden
(5. Dalits                    -(lett. onderdrukten), outcasts of kastenlozen[5], waaronder ook de  adivasi’s, ‘inheemse’ Indiase tribale volkeren.)

Afb.4
Beroep en kastenlidmaatschap gaan in dit systeem van vader op zoon. Dochters behoren ook automatisch tot de kaste van hun vader.  Huwelijken worden in principe alleen binnen de eigen kaste gesloten. Cruciaal is het idee van reinheid (shuddhi), dat de meeste hindoes zich als reëel gevoel eigen maken. Leden van hogere kasten beschouwen de lagere als ritueel ‘onrein’. Men trouwt niet met elkaar, en houdt de omgang met leden van lagere kasten beperkt, eet en drinkt bijvoorbeeld niet samen en al helemaal niet van hetzelfde bord of uit dezelfde kop, gewassen of niet. Als het meest onrein wordt alles wat het lichaam uitscheidt ervaren, maar ook wat met wroeten in de aarde en met de dood of het doden van andere levende wezens te maken heeft. Vegetarisme staat daarom in hoog aanzien en het (laten) verrichten van rituelen heeft een reinigende werking. De bovenste drie varna’s voeren hun afstamming terug op de arya’s. Zij achten zich op dezelfde manier superieur en wensen zich eigenlijk liever niet met onreine zaken in te laten.
Het boerenbestaan, maar in feite ook de meeste handwerksvakken en nijverheden zijn alleen voor shudra’s weggelegd. Omdat de shudra’s zich ook graag willen verheffen, wordt het ‘smerigste’ schoonmaakwerk tenslotte aan dalits overgelaten. Mogelijk was er ten tijde van de Indusbeschaving ook al sprake van een maatschappelijke hiërarchie, die door het over elkaar heen schuiven van migrerende bevolkingsgroepen is gecompliceerd.
De huidige inheemse tribale volkeren (adivasi’s) van India vormen ook een groep buitenstaanders die gedwongen zijn zich in de laagste kategorie te voegen.
Afb.5


Het meest gebrand op handhaving van hun reinheid is de priesterkaste. Een bekend voorbeeld is dat de brahmaan zelfs de aanraking van zijn schaduw door een kastenloze als bezoedelend  ervaart. De brahmanen hebben voor zichzelf de overdracht van ‘vedische’ kennis en de uitvoering van de oude rituelen gereserveerd. Het leren lezen en de uitleg van de geschriften gaat in langdurige meester-leerling verhoudingen. Zo worden de geleerde brahmanen de uitgelezen tussenpersonen tussen mensen en goden. De goden zelf worden als leden van de hogere kasten voorgesteld, zodat de brahmanen het meest geschikt zijn voor de darshan, het directe ‘face to face’ contact met de goden, c.q. hun afbeeldingen. Iedereen hoort de belangrijke religieuze rituelen dan ook door een brahmaan te laten uitvoeren en, niet te vergeten, tegen betaling! In ruil hiervoor krijgt de leek een paar gewijde korrels van het spijsoffer (prasad), druppels van het wateroffer en een veeg of stip (tika) rode kleurstof op het voorhoofd, als het derde oog van (deelgenootschap in) de wijsheid. De reine brahmanen hebben en houden op deze manier een exclusieve voorbeeldfunktie in de hindoe maatschappij. [6]
Afb.6
In deze maatschappelijk ordening is een individu levenslang aan zijn/haar positie gebonden. Van sociale mobiliteit kan geen sprake zijn. De strikte hiërarchie wordt gelegitimeerd in de de Rig Veda, in de Purusha hymne. Deze omvat een oorsprongsmythe over het allereerste offer van de goddelijke kosmische oermens. De vier varna’s zouden resp. uit zijn hoofd, armen, benen en voeten zijn voortgekomen.
Het grootste goed voor een hindoe is zijn/haar taak als familie-, gemeenschaps- en kastenlid naar behoren te vervullen, zodat men voldoende verdienste verwerft, om in een volgend leven in een hogere kaste te worden ‘wedergeboren’. Reïncarnatie of wedergeboorte (samsara) en het oorzakelijk verband (karma) tussen goede of slechte daden en een betere of slechtere wedergeboorte, zijn essentieel in de  hindoe sanatana (eeuwige) dharma. Het begrip dharma omvat de religie inclusief (begrip van) de juiste maatschappelijke orde en de daarbij horende  morele plichten en de opbouw van de wereld en eigenlijk van de hele kosmos’. In latere hindoe geschriften zoals de Bhagavat Gita (zie hieronder, p.7) en de Manava Dharma Shastra[7] worden deze morele plichten opnieuw uiteengezet.
Afb.7
De seculiere constitutie van het hedendaagse democratische India stelt dat het verboden is te discrimineren “op grond van religie, ras, kaste, sekse of geboorteplaats”. Dalits en adivasi’s zijn van regeringswege ondergebracht in een speciale  kategorie scheduled castes and tribes voor wie een omstreden beleid van positieve discriminatie wordt gevoerd. De meerderheid van de brahmanen oefent in feite de  priesterfunctie niet (meer) uit. Kshatriya’s zijn allang geen koningen en prinsen meer, en zelfs  geen soldaat, politie- of beveiligingsbeambte. Deze ontwikkelingen nemen niet weg dat in beide groepen velen zich ver boven anderen verheven voelen. Voorts zijn er in de steden, de ambtenarij en de moderne industrie en het bedrijfsleven natuurlijk tal van beroepen die eigenlijk niet in het traditionele systeem zijn onder te brengen. Omdat in de religieuze en sociale beleving van de meeste mensen het idee van rangorde en het gevoel van reinheid nog sterk aanwezig zijn, blijft het kastenlidmaatschap in de praktijk van het dagelijks leven een erg grote rol spelen. Anderzijds is in grote steden, waar de meerderheid van de bevolking zich recent heeft gevestigd,  beslist sprake van een afzwakking van het kastensysteem. In het hedendaagse India is er echter niet veel anders voor de oude ordening in de plaats gekomen dan harde uitbuitingsverhoudingen. Daardoor blijft het kastenlidmaatschap een soort houvast en rode draad in de samenleving, en de bepalende factor in de keuze van huwelijkspartners en het Indiase arranged marriage systeem.

Afb.8
 Ahimsa en bhakti
Ook vandaag de dag nog voeren de brahmanen bij uitstek de rituelen (puja’s) uit. Het zijn dezelfde rituelen die in de Veda’s zijn vastgelegd. De meeste betreffen het aanroepen van en offeren aan de godheid. Dierenoffers die in het verleden heel gebruikelijk moeten zijn geweest, komen in India nog maar op enkele plaatsen voor. In het India van nu wordt in het algemeen het ahimsa, geweldloosheidsideaal, dat vermoedelijk vanaf de zesde eeuw v. Chr. een belangrijke rol is gaan spelen, nageleefd. Dit ideaal heeft het hindoeïsme het imago van vredig en tolerant bezorgd.[8]
Afb.9
In de loop der eeuwen is het totale monopolie van de brahmanen op het contact met de goden, doorbroken door ‘volkse’ stromingen. Zo is er vooral vanaf de achtste eeuw A.D. een beweging op gang gekomen die bhakti (devotie en persoonlijke liefde voor een godheid) centraal stelt.  Hoewel de rol van de brahmanen nog altijd belangrijk is, kan iedere individuele hindoe nu zijn/haar eigen bhakti ritueel wijden aan geheel zelf gekozen godheden. Dat kan in tempels (mandir), maar in de meeste huizen vinden we ook een privé altaar met godenbeeldjes (murti) en -plaatjes.
Er zijn ook diverse populaire, sektarische ‘tegendraadse’ bewegingen en levenswijzen waarin men zich niet alleen aan de dominantie van de brahmanenreligie, maar ook aan de conventionele kastenmaatschappij kan onttrekken. Deze kunnen zich op bhakti richten, maar ook - zoals we later zullen zien - meer op het zoeken naar wijsheid (jnana) door middel van yoga en meditatie. Daarin is tantra een extreme en opmerkelijke stroming. (Zie pag. 9)
Afb.10
Goden en Godinnen
In het hindoe pantheon zijn in de loop van vele eeuwen de vooraanstaande posities van diverse oude Vedische goden, die meestal verband hielden met de natuur, ingenomen door andere.  Terwijl Indra en Varuna (beide oppergoden), Rudra (donder), Agni (vuur), Vayu (wind), Surya (zon) en Chandra (maan) op de achtergrond zijn geraakt, staat heden de zg. trimurti, een triade of driemanschap (lett: de ‘drievormige’) centraal. Het gaat om respectievelijk:

1.(Brahma       schepper, afgebeeld met boek; zijn rijdier is een gans en zijn echtgenote Sarasvati. Sarasvati, afgebeeld met een snaarinstrument, is de godin van de kennis, de kunst en de muziek.)
2.Vishnu          in stand houder, meest afgebeeld met knots, discus, lotus en schelp; zijn rijdier is Garuda, de vogelmens, en zijn echtgenote Lakshmi. Lakshmi wordt afgebeeld met twee lotusbloemen, en is de godin van voorspoed en rijkdom.
Afb.11
3. Shiva           vruchtbaarheidsgod, tegelijk vernietiger en schepper (afgebeeld als fallus (lingam), als kosmisch danser (nataraj), woesteling (Bhairava) of als asceet, met drietand of dubbele drum, zijn rijdier is de stier Nandi, en zijn echtgenote is Parvati, de rondborstige dochter van de bergen.

Afb.12
Reden om hier- boven de naam van Brahma niet te onder-strepen en zijn beschrijving tussen haakjes te plaatsen, is dat hij in de praktijk nauwelijks wordt vereerd of afgebeeld. En dat is ook begrijpelijk, want deze Brahma vertegenwoordigt eigenlijk brahman, de wereldziel, het meest abstracte en transcendente, waarvan wel wordt beweerd dat het geen eigenschappen heeft.
Wanneer we in plaats van deze ietwat theoretische trimurti-indeling, kijken naar de feitelijke verering, moeten we met een andere drie-deling komen. Naast Vishnu en Shiva, vereerd door resp. Vishnuïeten en Shivaïeten, is de derde belangrijke godenfiguur een vrouwelijke, Devi. Alle drie zijn het wegen om het goddelijke te vereren.

Afb.13
Devi is het algemene woord voor godin[9], maar betekent ook ‘de’ moedergodin, vruchtbare moeder, voedster, ideale vrouw en geliefde echtgenote, die echter in toorn kan ontsteken. Net zoals de andere grote goden heeft Devi vele verschijningsvormen en wordt ook wel Shakti genoemd. Shakti is de vrouwlijke goddelijke kracht die men aan al deze gedaanten toeschrijft. Zij wordt in vele locale varianten vereerd, maar eigenlijk zijn alle vrouwelijke godheden, zoals de echtgenotes van Brahma, Shiva en Vishnu, maar ook de rivieren Ganga en Yamuna en zelfs de heilige koe (gau of gaumata), verschijningsvormen of manifestaties van Devi.

Shiva en Vishnu hebben in het hindoe pantheon ieder een hele familie van goden om zich heen. Hun vrouwen en rijdieren zijn al genoemd.
Afb.14
Shiva, een dynamische en non-conformistische figuur, is de centrale godheid van het Shiva ratri festival. Hij en zijn vrouw Parvati hebben twee zonen: Kartikeya, een oorlogsgod, en Ganesh of Ganapati, de olifantsgod. Vooral Ganesh is heel populair. Hij helpt ons om hindernissen te overwinnen. Van zijn moeder Parvati moet vermeld worden dat zij beschermt en tegelijk uitmunt door schoonheid, bovenal in haar verleidelijke verschijningsvorm als de jeugdige Uma. Zij heeft echter ook zeer woeste gedaanten, zoals de beschermgodin en demonenbedwingster Durga, gezeten op een tijger, of de bloeddorstige zwarte godin Kali, aan wie vooral in Nepal, tijdens het dasain of dashara festival, maar ook hier en daar in Noordoost-India, nog dieroffers gebracht worden.
Lakshmi, de echtgenote van Vishnu, is een rustiger type. In het Divali (lichtjes) festival zijn Lakhsmi en Ganesha de centrale figuren.

Vishnu is een meer behoudende godheid. Hij komt komt de mensheid te hulp als de wereld bedreigd wordt. Dan verschijnt hij telkens in een andere gedaante. Er zijn 10 van die verschijningsvormen (avatars) van Vishnu: 1. Vis (Matsya), 2. Zwijn (Varaha), 3. Schildpad (Kurma), 4. Halfmens halfleeuw (Narasimha), 5. Dwerg (Vamana), 6. Parashurama (Rāma met de bijl), 7. Rama, 8. Krishna, 9. Boeddha[10], 10. Kalki, witte paardman die een beter tijdperk inluidt.
Afb.15
De mythologische verhalen over de goden heten purana’s, lett. “oude verhalen”. In feite zijn het losse verzamelingen mythen die in ouderdom zeer uiteenlopen en vanaf ca. 500 v. Chr. tot ver na Chr. zijn opgetekend. De andere beroemde Indiase geschriften zijn de grote heldenverhalen Ramayana en Mahabharata. Daarin spelen de  verschijningsvormen van Vishnu als Rama en Krishna de hoofdrol.
Het Ramayana gaat over koning Rama, wiens vrouw Sita wordt geschaakt door Ravana, de demonenvorst van Lanka; en de heldhaftige strijd van Rama, zijn broer Lakshmana en de sterke apengod Hanuman, bijgestaan door een leger apen, om Sita terug te krijgen, en de wereld te redden van Ravana. De overwinning van Rama wordt aan het eind van het Divali festival gevierd.
Krishna is gewoonlijk een herdersjongen, maar in het Mahabharata epos is hij de wagenmenner van de grote held Arjuna. Dit epos behandelt de strijd tussen de Kaurava familie en hun neven, de vijf Pandava broers. Tijdens de beslissende veldslag is het Krishna die in de passage die Bhagavat Gita heet, aan Arjuna de kern van de hindoe dharma uitlegt: de eeuwige kastenplicht gaat boven het tijdelijk individueel bestaan en de daarbij behorende tijdelijke emoties.  
In het kleurrijke Holi festival in het voorjaar wordt Krishna vereerd. Hij wordt meestal afgebeeld als ondeugend, met een boterbal spelend kind of als aantrekkelijke fluitspeler. Hij is object van de bhakti van herdersmeisjes, waaronder zijn favoriete Radha, die voor hem dansen en zingen.
Polytheïsme, moksha en geluk, plicht en keuze?
Zo hebben we de belangrijkste goden van het hindoeïsme op een rij gezet en zouden kunnen concluderen dat het om een polytheïstische religie gaat. Toch wordt dit ook vaak ontkend, en niet helemaal ten onrechte. Vrijwel iedere hindoe heeft het als vanzelfsprekend over Bhagawan, God. Welke god dan precies bedoeld wordt blijft onduidelijk en doet er eigenlijk ook minder toe. Het hindoeïsme kent weliswaar talrijke goden, maar ze worden vanuit een filosofisch perspectief gezien als aspecten of verschijningsvormen van één transcendent goddelijk goed, de éénwording van brahman en atman. Dat is waartoe alle verering en ritueel uiteindelijk moet leiden.
Afb.16
Het is vooral de vedanta filosofie, vastgelegd in latere tijd dan de oudste Veda’s, in de Upanishad-geschriften (ook wel het laatste deel of ‘einde der veda’s’ genoemd en vaag gedateerd in het 1e millennium v.Chr), waarin het streven naar ontsnapping uit het steeds maar wedergeboren worden als kernpunt wordt gesteld. Deze ontsnapping heet ook wel moksha, ‘bevrijding’, en is het absolute “één-worden van atman (de persoonlijke, reïncarnerende ziel, het wezen met hoedanigheden of eigenschappen) en brahman (de universele ziel, zonder eigenschappen)[11], waardoor de kringloop van het wedergeboren worden (samsara) ophoudt.

Afb.17

Voor de  gewone hindoe man en vrouw in de straat is de poly- versus monotheïsme kwestie van een onbegrijpelijk abstractieniveau en daardoor volslagen irrelevant. Het draait allemaal om geluk en wijsheid. Men houdt zich aan de maatschappelijke en familieplicht en verricht de nodige rituele handelingen. Waar in de maatschappij de keuze-vrijheid nogal beperkt is, zijn er vele goden en hun mythen en de talrijke rituelen, feesten en festivals (tyohar), pel-grimages (tirtha yatra) en andere vererings- en meditatie-vormen, eigenlijk een scala van symbolen en ritueel, waaruit hindoes een nogal persoonlijke keuze kunnen maken.

Familiemannen, sadhu’s en guru’s
De hindoeleer wordt ook wel catur varna ashrama dharma genoemd. De vier varna’s waarin men wordt ingedeeld, zijn al aan orde geweest. Bovendien doorloopt de hindoe man vier levensstadia (ashrama’s). Het eerste stadium begint voor brahmanen, kshatriya’s en vaishya’s na de upanayana (heilige koord) ceremonie[12], waarmee de kastenpositie nog eens wordt bevestigd. Het is de levensfase van onderricht, voor de jonge brahmaan in de geschriften en de rituelen. De tweede fase is het familieleven, dat met het huwelijk aanvangt.  In het derde stadium trekt de man zich gedeeltelijk terug uit het beroeps- en familieleven, wanneer het eerste kleinkind geboren wordt. Men blijft nog wel thuis wonen. Het vierde en laatste levensstadium is in de praktijk ter keuze. Slechts weinigen aanvaarden daadwerkelijk het leven van de sannyasi, waarin de oude man zijn familie en huis en haard vaarwel zegt, om zich in eenzaamheid aan studie van geschriften en meditatie te wijden. Sommigen trekken zich letterlijk terug in de bergen of in een hutje in het bos om daar aan hun eind te komen. Voor de meesten gaat dit te ver. Wel is het gebruikelijk om op hogere leeftijd een grote pelgrimage te maken.  Het letterlijke en figuurlijke einde is om naar de heilige stad Varanasi (Benares) aan de Ganges te trekken en in Kashi (de meest gewijde naam van de stad) je as over de rivier te laten uitstrooien.
Afb.17
 
Er zijn ook mannen, die zich op veel jongere leeftijd onttrekken aan het familie- en beroepsleven en hun  plaats in het kastensysteem. Deze sadhu’s wijden zich een leven lang aan hun eigen geestelijke ontwikkeling en de zoektocht naar wijsheid. Ze doen afstand van bezittingen en zelfs een vaste woning. Veelal zwerven ze bedelend rond, houden zich aan ascetische voorschriften en beoefenen uiteenlopende vormen van meditatie, yoga of tantra. 
De beoefenaars volgen soms jarenlang een leermeester (guru) en behoren dikwijls tot bepaalde sektes. De bekendsten zijn Shivaïetische sadhu’s, te herkennen aan drie horizontale strepen op hun voorhoofd en lang, in “dread locks” samengebonden haar. Sommige smeren zich in met as of roken marihuana. Een voorbeeld zijn de op een hertenvelletje na, naakte ‘Naga Baba’s.
Afb.19
Onder Vishnuïeten zijn vertikale strepen of een ‘V’ op het voorhoofd gebruikelijk, zoals we die kennen van de ook in het Westen populaire Hare Krishna beweging. Met hun telkens herhaalde zang “Hare-Krishna Hare-Rama Krishna Krishna Rama Rama” zijn zij volledig gericht op Krishna devotie (bhakti). Het rondtrekken en zingen van religieuze liederen (bhajan) is overigens een meer algemene hindoe vereringsvorm.
 
Afb.20
In het hindoeïsme is de meester-leerling (guru-cela) relatie van groot belang. Brahmanen moeten van hun guru Sanskriet leren en talrijke rituelen en bijbehorende teksten. Sadhu’s gaan bij een guru in de leer op hun pad van yoga en tantra. Geen wonder dat er in India door de eeuwen heen talrijke ‘grote’ leermeesters van zeer diverse pluimage zijn aan te wijzen: Mahavira, Boeddha, Panini, Patanjali, Kalidasa, Shankaracarya, Tulsidas, Kabir, Guru Nanak, Mahatma Gandhi, Ramakrishna, Vivekananda, Yogananda, Shivananda, Tagore, Krishnamurti, Aurobindo, Ambedkar, Radhakrishnan, Maharishi Mahesh Yogi, Bhagvan (eerst Sri Rajneesh en later Osho geheten), Satya Sai Baba, Amma of Mata Amritanandamayi Devi.  Schriftgeleerden, filosofen, schrijvers, yogi’s, dichters, tantrici en uiteindelijk en recentelijk, als om de manlijke hegemonie te doorbreken, zelfs een knuffelmoeder.
Afb.21
Yoga en tantra                                                                                                                      
Yoga en tantra zijn begrippen die in het bovenstaande al verschillende malen zijn opgedoken en waarvan iedereen wel weet dat ze met de religies van India en met meditatie te maken hebben. Toch zijn het begrippen waaraan we niet zo makkelijk een eenduidige betekenis kunnen geven. Dat heeft te maken met hun abstractie, met het feit dat ze in een sfeer van esoterie gehuld zijn en dat ze eenvoudigweg ook meerdere betekenissen hebben. 
In de meest abstracte zin betekent yoga: “verbinding” en zoekt de yogi of yogabeoefenaar verbinding met de god(heid) of God, het al of het opperste geluk en de hoogste wijsheid. In die zin zijn er vele yoga wegen, zoals: karma-yoga, gericht op onzelfzuchtig handelen, bhakti-yoga op devotie, hatha-yoga op lichaamsbeheersing, jnana-yoga op wijsheid en tantrische yoga, bijvoorbeeld kundalini-yoga. Begrijpelijker wordt het misschien als we iets concreter de betekenis beperken tot het zoeken naar de verbinding tussen lichaam en geest door ascese en meditatieve oefeningen.[13] Tantra of tantrisme is een latere esoterische stroming van extreme yoga meditatie met technieken die gebruik maken van visualisering (sadhana) en seksualiteit (gebruik van shakti). Initiatie en geheimhouding spelen hierbij een rol, evenals het feit dat het om voornamelijk mondelinge van meester op leerling overgedragen tradities gaat. Niettemin zijn er, ook tantra genoemde, geschriften bekend die te dateren zijn tot in de 9e eeuw. Wanneer we de afbeeldingen in hindoe kunstuitingen bekijken, kunnen we vaststellen dat oude vruchtbaarheidsverering en het tantrisme van grote invloed zijn. Het zou tot de veronderstelling aanleiding kunnen geven dat er in het verleden een andere houding moet hebben bestaan ten aanzien van seksualiteit en de scheiding der seksen dan die men nu in India kent. Eeuwenlange overheersing door moslims en victoriaanse Britten speelt hierbij ongetwijfeld een rol. 
 
Afb.22
 Overleven als vrouw
We zijn geneigd de hindoe vrouw te zien in haar trotse verschijning gehuld in de kleurige elegante sari. Van purda (lett. gordijn of afscheiding, sluiering) merken we, vergeleken met de moslimvrouwen, weinig in de kleding. De bindu (lett. druppel) stip op het voorhoofd is een veel gebruikte versiering en de vermiljoenrode haarscheiding een minder verhullende manier om aan te geven dat een vrouw gehuwd of in ieder geval niet beschikbaar is. Toch is de rol van de vrouw in de hindoe traditie verre van geëmancipeerd. Het ‘hindoe-staanse’ huwelijk wordt in principe geregeld tussen families van de juiste kaste. Van vrije partnerkeuze is geen sprake, seks voor en buiten het huwelijk is uit den boze en dat geldt voor vrouwen in veel sterkere mate dan voor mannen. De vrouw trouwt in de familie van de man en haar voornaamste taak is haar man en zijn familie te dienen. Pas wanneer ze kinderen krijgt en liefst een zoon, verwerft ze zelfstandig aanzien in haar schoonfamilie, maar de dienstbaarheidsplicht blijft. In het verleden ging dit soms zo ver dat wanneer een man overleed, zijn vrouw zich in enkele gevallen ook op zijn brandstapel wierp of daartoe gedwongen werd.
Deze weduwen(zelf)moord, sati, is al lang verboden, maar nog altijd is de sociale positie van vele weduwen niet te benijden. In het hedendaagse India is een probleem bij het uithuwelijken van een vrouw, dat zij om een geschikte huwelijkspartner te verwerven en haar status in haar mans familie te verhogen, een extreem grote bruidschat moet meekrijgen. Families moeten krom liggen om 
 
Afb.23
dochters aan de man te brengen. Dit heeft zelfs geleid tot gevallen van babymoord. En het verbaast niemand dat de huidige technieken die het geslacht van de foetus kunnen vaststellen, in India  een extra hoog aantal abortussen ten gevolge hebben. Is de familie van de man om de een of andere reden niet tevreden over de bruidschat, kan dat - bijvoorbeeld bij het uitblijven van (mannelijk) nageslacht - tot grote conflicten leiden, waarbij het voorkomt dat de vrouw in de schoonfamilie haar leven niet zeker is.[14] Op het zich onttrekken door een vrouw aan familieplichten en huwelijksarrangementen rust nog altijd een groot taboe. Een van de weinige traditioneel acceptabele alternatieven is zich op het religieuze pad te begeven, lid te worden van een sekte en zich in een ashram terug te trekken.
 
Afb.24
Lappendeken
Kortom, het hindoeïsme geldt als de oudste van de wereldreligies. Dat het de oudste wortels heeft is zeker en dat het tot de wereldreligies behoort lijdt ook geen twijfel. Meer dan het geval is met de andere grote religies, christendom, islam en boeddhisme, is aan het hindoeïsme te zien dat het een samenraapsel is van verschillende religies of geloofsystemen. Er is een vruchtbaarheidscultus, een moedergodin, het brahmanen-priesterschap, de sadhu’s, de vedanta filosofie, de yoga, de bhakti beweging en het tantrisme en de talrijke sectarische stromingen met alle bijbehorende guru’s. Juist omdat het zo oud is, is het hindoeïsme zo’n onoverzichtelijke, en gevarieerde wereld- en levensbeschouwlijke lappendeken geworden. Het is theïstisch en kent vele goden, maar tegelijk zijn ze één en hetzelfde. Het kan draaien om de godenverering, maar ook om de bevrijdende wijsheid die individu en het al verenigt, waardoor het hindoeïsme tot de ‘verlichtingsreligies’ gerekend wordt. Er is het ideaal van geweldloosheid, maar de historie van de hindoes kent vele gewelddadige conflicten. Gewapende oproer en geweld tegen andere religieuze groeperingen en tegen vrouwen zijn aan de orde van de dag. Op enkele plaatsen komen nog massale ‘slachtoffers’ voor. Er is geen sprake van een stichter, maar wel in de loop der tijd van vele leermeesters en leiders. Het hindoeïsme kent geen kloosters, maar wel talloze tempels en heiligdommen, retraitecentra en pelgrimsoorden. De algemene morele regels zijn weinig specifieker dan kasten- en familieverplichtingen, maar daarmee wordt wel de ideologische basis voor een zeer bindend hiërarchisch maatschappelijk en huwelijksysteem gelegd. Toch zijn er in dit complexe religieuze samenraapsel voor individuen keuzemogelijkheden, c.q. uitwegen. Soms zijn het minimale vrijheden, zoals voor welke godheid men welke rituelen doet of laat doen. Andere mogelijkheden zijn radicaler, zoals - vooral voor mannen - de levensweg van de sadhu of - ook voor vrouwen - retraite in een ashram of toetreding tot een sekte, waardoor men aan de meeste gewone maatschappelijke verplichtingen kan ontkomen. De eeuwige waarheid van de Veda’s en het brahmanisme zijn altijd centraal blijven staan in de meer dan drie millennia lange historie van het hindoeïsme, maar tegelijk is er veel veranderd. Er zijn nieuwe goden geïntroduceerd, er hebben zich vele nieuwe religieuze stromingen gevormd en er is een grote variëteit aan andere ideologieën en praktijken geïncorporeerd. Zij zijn de reden en achtergrond van het complexe karakter en de uitzonderlijke diversiteit van het hindoeïsme.
Afb.25

Afbeeldingen
p.1       1.   Kaart van India en omringende landen.
2.   Allesomvattende oerklank “Aum”, fresco.
p.2       3.   Agni puja (lichtoffer) (Hardvar, Utt).
4.   Dalit schoonmakers (Yamunotri,Utt).
p.3       5.   Pandit, geleerde of geletterde m.n. in het Sanskriet, i.e. brahmaan.
7.   Brahmaan voert puja uit, vermiljoen gereed voor tika’s
6.   Brahmaan voert puja uit aan de Ganges (Hardvar,Utt).
p.4       8.   Garuda, rijdier van Vishnu, (Kathmandu, Nepal), steen
9.   Zuid-Indiase stijl Tamil tempel (Sri Lanka)
p.5       10. Shiva, als fallus vereerd met melkoffer (Gauhati, Assam), steen
            12. Vishnu in padmasana (lotushouting) (Gauhati, Assam) steen
11. Uma devi beeld, steen
p.6       13. Ganesha beeld, steen
14. Kali devi, tempelreliëf, steen
15. Hanuman, de apengod, beeld, marmer
p.7       16. Radha, Krishna’s geliefde herdersmeisje, miniatuur.
            17. Noord-Indiase stijl Tempel (Kulu, H.P.).
p.8       18. Pelgrim Char Dham (Garhwal Utt).
            19. Sadhu shivaiet. (foto B. Kikstra) (Kathmandu, Nepal)
20. Krishna fluitspeler beeld.
p.9       21. Tantrisch tempelrelief Kinnaur (H.P.) steen
23. Rijstplantster (Assam).
22. Weduwe.
p.10     24. Ashrams (Rishikesh Utt.) 
p.11     25. Shiva (nataraj, koning van de dans) brons.


Literatuur
Agehananda Bharati, 1965: The Tanric Tradition (B.I. New Delhi)
Ali, Daud: “The world of the Hindus”; in: Smart, Ninian, 1999: Atlas of the World’s Religions
Basham, A.L. 1989: The origins and development of Classical Hinduism (Oxford Un.Press)
Callewaert, Winand, 2001: India, betoverende verscheidenheid (Davidsfonds, Leuven)
Dowson, John, 1982: A classical dictionary of Hindu Mythology & Religion. Geography,
history, literature (Rupa Delhi)
Ions, Veronica, 1967: Indian Mythology (Hamlyn, Middlesex)
Jagannathan, Shakunthala, 1984: Hinduism, an introduction (Vakils, Fiffer & Simons,
Bombay)
Kanitkar, V.P. & W Owen Cole, 1995: Hinduism (Teach Yourself series, world faiths,
Hodder H, London)
Klostermaier, Klaus K., 1998: A concise encyclopedia of Hinduism (Oneworld P., Oxford)
Radhakrishnan, S.: “Hinduism”; in Basham, A.L.(ed.)1975: A Cultural History of India
(Oxford Un. Press, Delhi)
Sen, K.M., 1961: Hinduism (Penguin, Middlesex)
Sullivan, Bruce M, 2003: The A to Z of Hinduism (Vision Books, New Delhi)
Vries, Sjoerd de, 1996: Hindoeïsme voor beginners (Forum, Amsterdam)
Wood, Ernest, 1956: Yoga (Pelican, Middlesex)


                                                                                                                                             
Noten:

[1] Na het christendom (30%) en de islam (23%) en vóór het boeddhisme (5%).
[2] Op grond van hun taal kan men zeggen dat deze kaukasische ruitervolken afstammen van de oudst bekende “indo-europeanen”. Hun titel arya, edel, superieur, heeft Hitler zo aangesproken dat hij hem in raciale zin heeft misbruikt. Aan hun religie ontleende hij ook zijn nazi-logo, het hakenkruis (svastika). (Volledigheidshalve moet worden vermeld dat er tegenwoordig nationalistische Indiase hindoegroeperingen zijn (zie onderstaande noot 4) die de oorsprong van de Veda’s - wetenschappelijk gezien, ten onrechte - zoeken in India zelf, in plaats van in de Arische invasie.)
[3] In deze tekst heb ik van zoveel mogelijk religieuze namen en begrippen de getranslitereerde Sanskriet term in de tekst opgenomen. Ze zijn veelal cursief weergegeven. Voor het leesgemak heb ik het meervoud met behulp van een niet cursieve Nederlandse meervouds ‘s’ aangegeven.
[4] Het woord jati wordt meestal met ‘kaste’ vertaald, maar eigenlijk is het de indeling in varna’s (“hoofd-kastekategorieën”, lett. kleuren) die de hiërarchie bepaalt. De algemeen ingeburgerde term ‘kaste’ is van Portugese oorsprong, afgeleid van casta: ‘herkomst’, ‘geslacht’.
[5] Ook ‘onaanraakbaar’ (nihshpriya) genoemd. De term paria(h) voor outcasts is een dubieuze Europees koloniale introductie, vermoedelijk gebaseerd op de Zuid-Indiase laaggeplaatste Parayar kaste. Harijan’s (“kinderen van god”) is een aanduiding van Mahatma Gandhi voor de outcasts.
[6] Begrijpelijkerwijs wordt voor deze oorspronkelijke brahmanenreligie, de term brahmanisme gereserveerd.  Hoewel dit brahmanisme nog altijd een fundamenteel aspect is van de religie vomt, gebruikt men voor de mengvormen, die zich later hebben ontwikkeld en die we nu kennen, liever de term hindoeïsme . 
[7] De Manu Dhrama Shashtra, ook Manu-smrti, een ethische basistekst toegeschreven aan de mythische wijze Manu, is vermoedelijk op schrift gesteld in de 1e eeuw v. Chr. In deze tekst staat vooral de verheven positie van de brahmanen centraal.
[8] Tot deze beeldvorming heeft ook de geweldloze onafhankelijkheidsbeweging van Mahatma Gandhi  bijgedragen. De lange historie van het hindoeïsme is hiermee echter niet altijd in overeenstemming geweest. In schril contrast met het geweldloosheidsideaal staat ook de nationalistische Hindutva ideologie. Deze inspireert  al een eeuw lang tot telkens de kop opstekend fundamentalisme en geweldsuitbarstingen en is momenteel weer van grote politieke invloed.

[9] Het Sanskrietwoord voor god is deva en voor godheid: devata. De term bhagavan, letterlijk: ‘begenadigde’ wordt als titel van een heilige persoon, maar ook van een god of zelfs ‘God’ gebruikt.

[10] Dat Boeddha als een verschijningsvorm van Vishnu wordt voorgesteld, laat zien hoe in  India het boeddhisme als het ware is ingelijfd in de ruime ideeënwereld van de hindoes. In historisch perspectief kan het boeddhisme  in zekere zin als een afsplitsing van het ‘hindoeïsme’ worden gezien.
[11] Dit brahman niet te verwarren met brahmaan (in het Engels: brahmin), priester of  lid van de priesterkaste, noch met Brahma, de scheppende oppergod! Om het nog verder te compliceren zijn er ook nog Brahmanas, vedische teksten over de details van offerrituelen.
[12] Deze hoogste drie varna’s gelden in principe als “tweemaal geborenen”, eenmaal letterlijk en de tweede maal door deze ceremonie. In de praktijk blijven echter alleen brahmanen het heilige koord dragen.
[13] Het komt dan meer overeen met de Raja-yoga, een selectie van yoga wegen, zoals die wordt beschreven door Patanjali in de Yoga Sutra, het oudste (2e eeuw v. Chr) en meest gezaghebbende geschrift over yoga.
[14] De slechte maatschappelijke positie van de Indiase vrouw wordt geïllustreerd door de recent (begin 2013) in het nieuws gekomen groepsverkrachtingszaak. Deze staat niet op zichzelf. Vooral vrouwen van lage kaste of dalits zijn de slachtoffers. Hoewel in het algemeen daders van verkrachtingen niet worden bestraft, is er in dit geval een heksenjacht tegen hen op gang gekomen. Van regeringswege is naar aanleiding van deze zaak verklaard dat ook verkrachting binnen het huwelijk van meisjes boven de 15 jaar (sic!) strafbaar gesteld gaat worden.

No comments:

Post a Comment