Sunday, January 7, 2018

Ferry Erdmann: artikel "Boeddhisme als religie"




BOEDDHISME ALS RELIGIE                                                                              Ferry Erdmann
Ontwikkeling van het boeddhisme: van Shakyamuni tot Dalai Lama                                                 versie 2018
                                                                                                                                              

Inleiding
Afb.1
Het totaal aantal boeddhisten is momenteel circa 400 miljoen, 5,7 procent van de wereldbevolking. Daarmee wordt het boeddhisme tot de vier grote wereldreligies gerekend.[1] We vinden het boeddhisme vooral in Aziatische landen: India, Nepal, Bhutan, China (inclusief Tibet en Binnen-Mongolië), Mongolië, Japan, Noord- en Zuid-Korea, Taiwan en in Sri Lanka, Myanmar (Birma), Thailand, Laos, Cambodja en Vietnam.  Bovendien is er tegenwoordig een aanzienlijk aantal aan­hangers in Westerse landen.

In het eerste deel van dit artikel worden de belangrijkste ontwikkelingen en stromingen in het boeddhisme samengevat. Dat zijn achtereenvolgens: A) het oude theravada boeddhisme, B) het ruimhartige grote voertuig van het mah­aya­na boed­dhisme met daarin enkele stromingen, als het ‘pure land’ en het zen boeddhisme, en tenslotte C) het esoteri­sche tantra­yana boeddhisme dat hier iets uitgebreider wordt behandeld. Daarbij worden de belangrijkste boeddhistische termen in hun context uitgelegd. 
Afb.2

Vaak wordt beweerd dat het boeddhisme in beginsel atheïsti­sch[2] is en ratio­neel, en dat het daarom eigenlijk niet als reli­gie of godsdienst bes­chouwd moet worden, maar meer als pragmatische filosofie of levenswijze. Tegen de achtergrond van een wetenschappelijke definitie van religie kunnen we laten zien dat deze stelling voor het boeddhisme in zijn algemeenheid niet houdbaar is. Het tweede gedeelte van het artikel stelt deze kwestie aan de orde.



I. Ontwikkeling van het boeddhisme
A) Theravada              
Het boeddhisme begint in de zesde eeuw voor Chr. met de historische boeddha, die eigenlijk Siddhartha Gautama heette en later Boeddha (verlichte) en Shakyamuni (wijze van de Shakya-familie) als titels heeft gekregen. Hij werd geboren in het vorstenhuis van Kapilavastu, een stadstaatje in het huidige grensgebied van India en Nepal. Aangenomen wordt dat dit gebied behoorde tot het ‘hindoe’[3] koninkrijk Koshala. Dit grensde aan Magadha, een ander staatje van toen, gelegen aan de Ganges-rivier in de regio van Patna, Gaya en Varanasi. Het wordt gezien als een periode van grote verandering: verbetering van de infrastructuur, bloei van handelsverkeer en verstedelijking. Er ontstonden nieuwe beroepsgroepen in nijverheid, handel en dienstverlening, die nog geen plaats hadden in de bestaande kastenstructuur. Mogelijk zijn er om die reden juist toen diverse nieuwe religieuze bewegingen ontstaan, waarvan één onder leiding van deze Boeddha Shakyamuni.

Afb.3

Sinds het begin wordt de kern van het boeddhisme gevormd door de triratna, drie kostbaarheden: 1. Boeddha, de “verlichte” geest en historische grondlegger, 2. dharma, de leer, en 3. sangha, de gemeen­schap van monniken. De leer werd eerst mondeling overgeleverd en pas eeuwen later schriftelijk vastgelegd in de Noord-Indiase Pali taal.[4] De Pali canon omvat drie delen, tripitaka (drie “manden”): 1. sutra's, de leringen van dé Boeddha zelf, 2. vinaya, monniksregels, en 3. abhidharma, commentaren op de sutra's.

Afb.4
De boeddhistische leer onderscheidde zich van het Vedisch hindoeïsme of brahmanisme van die tijd. Men hield zich aan ahimsa (geweldloosheid) en wilde met dierenoffers niets te maken hebben. Het kastenstelsel werd goeddeels genegeerd, maar wel bleven reïncarnatie en karma leidende principes, d.w.z: ieder handelen heeft oorzaak en gevolg en ieder wezen is op een op grond van alle voorafgaand handelen bepaalde manier opgenomen in de cyclus van leven, dood en wedergeboorte. Dit gewone  bestaan (samsara) van steeds maar reïncarneren wordt als een negatieve cirkel gezien en het grote doel is hieraan te ontsnappen door de absoluut superieure staat van verlichting (bodhi) te bereiken en na de dood het nirvana ‘in te gaan’, waartoe de Boeddha de voorbeeldige wegwijzer is.
 
Afb.5
 Geheel in tegenstelling tot de hindoe filosofie wordt voorts in het boeddhisme het bestaan van enige op zichzelf staande ziel en zelfs enig 'zijn' als toes­tand, ontkend. De termen voor deze wezenlijke karaktertrekken van het bestaan zijn: anatman, 'niet-ziel', en anitya: 'niet-blijvend'. Niets heeft een onafhankelijk substantieel of een statisch, niet-veranderend bestaan. Omtrent deze ware aard der dingen verkeren wij, gewone levende wezens, echter in onwetendheid. Onze realiteit is relatief, een kwestie van illusoire waarneming en foutieve begripsvorming.  Dit gebrek aan inzicht zorgt voor de derde wezenlijke karaktertrek van het bestaan: duhkha (lijden).  Dit is tevens de eerste van de beroemde 'vier edele waarheden', die tezamen de kern van de Boeddha's leer vormen: 1e  leven is lijden (duhkha); 2e  de oorzaak van het lijden is 'verlangen' of ‘hunkeren’ (trishna) en een reeks van andere ondeugden, waaronder haat (dvesha) en onwetendheid (avidya) of meer in het algemeen: het zich hechten aan denkbeelden en illusies betreffende wat eigenlijk niet of niet meer bestaat;  3e   het is mogelijk het lijden op te heffen door de oorzaak ervan op te heffen en bij leven verlichting (bodhi) te bereiken en na het overlijden nirvana, een toestand van 'uitblussing', onttrokken aan de cyclus van leven en dood; en wel via,  4e het 'achtvoudige pad', acht regels over juist leven, ethiek en meditatie.

De levensweg van onberispelijke ethiek en mentale ontwi­kkeling door meditatie is in de eerste ontwikkelingsfase van het boeddhisme voorbehouden aan de sangha, de gemeenschap van monniken (bhikshu). Het is rond de monniken dat het boeddhisme oorspronkelijk is opgebouwd. Hun streven naar opperste wijsheid is puur individueel en stelt zich de arhat als ideaal, de “waardige” verlichte monnik die het nirvana in zal gaan. In het algemeen zal het talloze wedergeboorten vergen om dit te bereiken. Een leek moet in principe nog langer wachten, want hij/zij[5] zou eerst als boeddhistische monnik moeten worden wedergeboren.

Het oude theravada[6] boeddhisme krijgt zijn grote verbreiding in de derde eeuw voor Chr. ten tijde van de machtige Noord-Indiase vorst Ashoka en zijn opvolgers van de Maurya dynastie. Het moet een tijd geweest zijn van pacificatie in een groot deel van het Indiase subcontinent, waarin het handelsverkeer over grote afstanden bloeide. Monnikengemeenschappen en heiligdommen werden gevestigd in hoofdsteden en handelscentra. Het boeddhisme wordt overgebracht naar het huidige Sri Lanka en vandaar naar andere Zuidoost-Aziatische landen, waar het tot op de dag van vandaag is blijven voortbestaan. De theravadins van nu volgen nog altijd alleen de oorspronkelijke leer van de Pali canon en vereren geen andere boeddha figuur dan de historische Boeddha Shakyamuni.

Afb.6

De grote verbreiding gaat gepaard aan de opname in de boeddhische religieuze gemeenschap van de lekenbevolking, die alvast zijn/haar ‘toevlucht’ kan nemen tot de Boeddha, de dharma en de sangha[7] en zich aan de panca shila, vijf ‘zegels’ of voorschriften, dient te houden: geen levende wezens doden of kwaad doen, niet stelen (lett.’niet nemen wat niet gegeven is’), niet foutief spreken (liegen, schelden, kwaad spreken), zich niet seksueel misdragen, en geen ‘intoxicanten’ gebruiken. Daarbij is het de lekengemeenschap, die de sangha moet onderhouden. De sangha dient zich aan de ontzaglijk veel uitgebreidere vinaya[8]regels te houden, maar in principe staat het boeddhisme open voor iedereen die de elementen van de toevlucht en de panca sila in acht neemt.[9]

Er is voorts een traditionele reeks rituelen, die boeddhisten in het algemeen verrichten: de verering van afbeeldingen en symbolen, teksten en relikwieën, het ritueel groeten (pranama), de rituele ontmoeting (darshana), de rituele rondgang (parikrama of pradakshina), het geven (dana) aan de sangha, het ritueel offeren (puja), de pelgrimage (tirth yatra) en het bijwonen van religieuze bijeenkomsten en festiviteiten.[10]   

B)  Mahayana               Vanaf het begin van onze jaartelling tekenen zich nieuwe ontwikkelingen af in het boeddhisme. Ze worden in verband gebracht met cultuurcontact dat vooral ten tijde van de Kushana vorsten in het noordwesten van het Indiase subcontinent plaatsvond in het Gandhara cultuurgebied.[11] Er zijn invloeden uit Centraal-Azië, uit het Midden-Oosten en zelfs uit de hellenistische wereld aan te wijzen.

Afb.7
Het opvallendst is dat boven het ideaal van de arhat, d.w.z. de individuele verlichting, het hogere ideaal wordt gesteld van de bodhisattva.  De bodhisattva belooft na het bereiken van de verlichting, het 'ingaan' van het nirvana uit te stellen tot niet alleen alle mensen, maar alle levende wezens verlicht zijn. In de talloze tussenliggende wedergeboorten verplicht hij zich de ander te helpen op het pad van de dharma. Zo'n bodhisattva is derhalve de belichaming van medelijden, compassie (karuna), de kern van de mahayana ethiek, waarin uiteindelijk een soort collectief nirvana voor alle levende wezens tegelijk wordt beoogd. 
 
Afb.8
Het monnikswezen blijft van fundamenteel belang, maar het nirvana is niet meer geheel en al voorbehouden aan de sangha. Wie zich niet volledig aan de vinaya discipline houdt, is niet zonder meer van het hoogste inzicht, noch van de bodhisattva gelofte uitgesloten.
Omdat het spirituele pad nu toegankelijk is voor iedereen en een collectief nirvana als hoogste doel wordt gesteld, noemt men deze nieuwe ontwikkelingsfase in het boeddhisme: mahayana (groot voertuig). De nieuwe leer is vastgelegd in Sanskriet geschriften, waaronder talrijke 'nieuwe' sutra's, die aan de tripitaka worden toegevoegd.[12]  Het grote voertuig is ruimhartig genoeg om het individualistische theravada boeddhisme in zich op te nemen, hoewel het laatste van nu af aan wel eens neerbuigend met hinayana, "klein voertuig", wordt aangeduid.

Afb.9
Op filosofisch vlak heeft men in het boeddhisme altijd geworsteld met de paradox tussen het geloof in reïncarnatie, dat eigenlijk ouder is dan het boeddhisme, en het anatman principe waarmee het boeddhisme zich tegen die oudere religie afzette. Als er niets blijvends bestaat, kan er per slot van rekening ook niets overblijven om te reïncarneren. Bovendien ontstaat er nu twijfel over het onderscheid tussen middel (de praktijk van ethiek en meditatie) en het doel. In het mahayana boeddhisme houdt men op het nirvana als een afgescheiden toestand buiten dit aardse tranendal te be­schouwen. Is de buddha-natuur (buddhata of buddhadhatu) niet inherent aanwezig in alle levende wezens? De invloedrijke madhyamaka (middenweg) stroming tracht zich uit de principiële contradictie te redden met een  dialectische oplossing via het begrip leegte (shunyata). De relatieve werkelijkheid, samsara (ons lijdend bestaan van illusies en steeds wedergeboren worden), en het absolute nirvana zijn in wezen gelijk en één en hetzelfde. Het is aan ons om dit te leren inzien, het 'waarmaken' van de hoogste wijsheid in de verlichting, is (zich) realiseren wat eigenlijk de ware aard van de werkelijkheid is: shunya (leeg). Het pad naar de “vervol­making van de wijsheid”, het inzicht in de meta-conceptuele 'leegte', i.e. 'niet dit' en tegelijk 'niet dat', als (het laatste woord over) de aard van de absolute waarheid, staat nu open voor iedereen.
De andere belangrijke mahayana filosofische stroming is die van de yogacara (yogabeoefening), waarin bepalende invloed aan de menselijke geest en het voorstellingsvermogen wordt toegekend (citta matra: “alleen geest”) .[13] Als alles is terug te brengen op de almaar ideeën producerende geest, kunnen we ons ook des te beter concentreren op het onder controle brengen daarvan.
Wat ook een fraaie uitweg uit de filosofische paradoxen biedt is het begrip upaya kaushalya (“het geschikte middel”). Waar we het eigenlijke doel, het absolute toch niet in het woord kunnen vatten, gaat het vooral om het vinden van een bij de individuele bekwaamheid passende methode.

Het nir­vana is - om het maar zo te zeggen - dichterbij gekomen, inclusief de boed­dhafiguren die daarin verkeren. De gedachte dat er in tijdperken in het verleden en in de toekomst meerdere boeddha's zijn geweest, respectievelijk nog zullen zijn is al ouder, maar nu stelt men zich ook 'hemelse' meditatie-boeddha's voor en 'symbolische' bodhisattva's. En sommige van boeddha's bodhisattva's worden het middelpunt van speciale verering. Zo is Maitreya, de toekomstige boeddha, het symbool van naastenliefde (maitri) ‘loving kindness’), Amitabha, de boeddha van het oneindige licht en zijn manifestatie als Amitayus, de boeddha van het lange leven, van wie de Medicijnboeddha, Vaisyaguru op zijn beurt weer een verschijningsvorm is. De  bodhisattva belichaamt de deugd van de compassie en onder hen is Avalokiteshvara, de allerpopulairste en nog eens meer in het bijzonder symbool van de compassie (karuna).
Sommige van deze verlichte personages worden gezien als zetelend in paradijselijke oorden, een soort voorportalen van het nirvana.  In de religieuze praktijk worden ze allemaal als goden vereerd en behandeld.

Afb.10
Sedert het begin van dit mahayana boeddhisme zien we in de kunst voor het eerst de Boed­dha in verschillende vormen als persoon voorgesteld. Tot dan toe werden alleen symbolen af­gebeeld, zoals het rad van de leer, de lotus van de wijsheid, de voetafdruk van de Boeddha en vooral de stupa, de relikwieënbewaarplaats. Terwijl de thera­vada­ boed­dhistische kunst zich meestal zal beperken tot voorstellingen van de historische Boeddha, verschijnen in de mahayana kunst diverse boeddha’s en bodhisattva’s, soms vergezeld van (bescherm)goden.

In de eerste vier eeuwen na Chr. is het mahayana boeddhisme niet alleen in heel Noord-India, maar via de zijderoutes in Cen­traal- en Oost-Azië verbreid. Het wordt ook wel "noordelijk boeddhisme" genoemd. Voortbouwend op de basis van madhyamaka en yogacara zijn veel verschillende hedendaagse stromingen of scholen ontstaan met elk hun eigen leermeesters en filosofisch nadruk en hun eigen kenmerkende selectie van teksten, rituelen en meditatiemethoden.[14] 
Enkele invloedrijke en karakteristieke stromingen zijn: het ‘pure land’ boeddhisme en het chan of zen boeddhisme, beide in China, Korea en Japan, en het tantrayana boeddhisme, in Nepal, Japan en hier en daar in Zuidoost-Azië, maar vooral in Tibet.

Het pure land boeddhisme is een ‘volkse’ stroming, die zich al vroeg in het mahayana boeddhisme aftekent en vooral in China en Japan van invloed is. Kern hiervan is dat leken door middel van eenvoudige mantra recitatie na hun dood een ‘puur, zuiver of rein land’, een soort paradijselijke toestand, kunnen bereiken. Diverse boeddha’s en bodhisattva’s worden in het mahayana boeddhisme gezien als residerend in zulke paradijzen van opperste wijsheid en morele zuiverheid, als een wat concreter voor te stellen en daarmee toegankelijker ‘voorportaal’ naar het nirvana. Verlichting en nirvana zijn immers absoluut, van ultieme abstractie en onttrekken zich per definitie aan iedere voorstelling. Het meest bekende pure land is Sukhavati, het ‘hemelse paradijs’ van de boeddha Amitabha (Jap. Amida). Door het eindeloos reciteren van bijvoorbeeld de Japanse nembutsu formule: namu amida butsu, hoopt men door Amitabha naar dit paradijs te worden geleid.  

Afb.11

Het chan of zen boeddhisme is een andere richting die zich afwendt van intellectuele discussie over geschriften en ingewikkeld magisch ritueel. De termen chan en zen zijn Chinese en Japanse verbas-teringen van het Sanskrit dhyan (aandacht, concentratie), waarvoor in oudere geschriften de meer formele term smriti (Pali:sati) wordt gebruikt, tegenwoordig gekend als “mindfuless”. In principe is het met volledige aandacht leven van het dagelijks leven de directe weg naar verlichting. De methode om dit inzicht te verwezenlijken is het ritueel perfectioneren van ‘gewone’ handelingen, zoals stil zitten, maar ook lopen. Een van de zen scholen hanteert de methode van het oplossen van absurde anti-intellectuele raadsels. Ook in diverse ‘kunsten’, zoals de calligrafie, theeceremonie, tuinaanleg, schilderen, bloemschikken en diverse krijgskunsten vindt de zen meditatie zijn weerslag.




Op de ongetwijfeld meest eigenaardige en afwijkende maha-yana stroming, het tantrayana of tantrisch boeddhisme, zullen we hieronder wat dieper ingaan. In deze richting zien we hoe het boeddhisme zich in extremo als religie, ja zelfs als godsdienst, manifesteert.

C)  Tantrayana             Het tantrisch boeddhisme, tantrayana of vajrayana of ook wel mantrayana genoemd, moet in verband gebracht worden met het tantrisme. Dit is een meer algemene stroming in de religies van Noord-India, zowel hindoeïsme als boeddhisme, die zich heeft voorgedaan tussen de zesde en de elfde eeuw. Het gaat om radicale meditatie-metho­den, extreme yoga systemen, die in strikt persoonlijke mees­ter-leerling relaties worden over­gedragen. Ze bieden de mogelijkheid de ver­lichting direct, nog in dit leven te bereiken. 

Afb.12
Afb.13
De term tantra betekent ‘weefsel’ of ‘vlechtwerk’ en zou duiden op de onlos­makelijke leerstreng van meester-leerling overdracht of, wordt ook wel beweerd, op de verwevenheid der (tegengestelde) dingen in de wereld. Het tantrisme is esoterisch en 'ritualistisch'. Meditatie en yoga technieken zijn verbonden met uitgebreid en veelsoortig, vaak in het geheim overgedragen ritueel. Initiatie, verzoening, offer, reiniging, exorcisme zijn allemaal functies van uiteenlopende tantrische rituelen. Er wordt gebruik gemaakt van: asana's (lichaamshoudingen), mudra's (handhoudingen), mantra’s (klankenreeksen) en mandala’s (geometrische voorstellingen).  Technieken van visualisering (sadhana), het zich levensecht voor de geest halen van beelden en voorstellingen, vormen een belangrijk element in het tantrisme, waarbij het vaak gaat om symbolen van gewelddadigheid, seksualiteit en de dood gaat. Woeste beschermgoden en -godinnen met allerlei wapens uitgerust, moeten worden bedwongen zodat ze kunnen helpen boze krachten te bestrijden. De seksuele vereniging van man en vrouw staat voor de mys­tieke eenwor­ding van tweeledige tegenstel­lingen en wordt in sommige scholen concreet als yoga techniek gebruikt. Voor-stellingen van de dood con-fronteren ons met het anitya prin-cipe, de wezenlijke vergankelijk-heid van het leven in het algemeen en van onze kostbare menselijke bestaansvorm in het bijzonder.

Afb.14
In het tantrisme zien we een samengaan van de 'volkse' tech-nieken van magiërs en shamanen met het streven van hindoeïsme en boeddhisme naar verlichting. Magisch en shamanistisch ritueel wordt als het ware benut in meditatie en de voorstellingswereld van oudere vormen van religie wordt in het hindoeïsme en boeddhisme geïncorporeerd.
Ook in het hindoeïsme bestaan tantrische rituelen en yoga technieken nog steeds, vooral in enkele mystieke shivaïetische tradities. Meestal zijn ze echter overvleugeld door andere re­ligieuze systemen en bewe­gingen.

De snelle weg van het tantrisch boeddhisme is bekender geworden, met name in zijn Tibetaanse variant[15]. Met de moslim invasies en de heropleving van het brahmanisme vanaf de tiende eeuw, is het boeddhisme in Noord-India  verdwenen.  Monniken en tantrische leermeesters zijn naar het noorden, de bergen in gevlucht en enkele hebben zich in Tibet gevestigd. Hun methoden waren inmiddels al in ge-schriften, die ook tantra’s worden genoemd, vastgelegd en deze zijn zoals bijna alle boeddhistische teksten uit het Sanskrit in het Tibetaans vertaald.[16]  De tantrische methoden en riten zijn in dat geïso-leerde land van nomaden met hun animistische wereldbeschouwing, zeer aange­slagen, verder ge-populariseerd en opnieuw vermengd met inheemse magische en shamanistische tradities.  De boeddhistische monniken hebben de functies van locale priesters over kunnen nemen. Bij de mensen thuis, op markante plaatsen in het land en vooral in tempels en kloosters worden ‘tantrische’ rituelen uitgevoerd ten behoeve van het welzijn van de hele gemeenschap. Het meditatief werken aan de eigen verlichting en het heil van de gemeenschap wordt op voordelige wijze gecombineerd.  

Afb.15

De lekenbevolking doneert niet alleen voor het levensonderhoud van de monniken als verlich-tingshelden, maar betaalt hen ook als specialisten in het uitvoeren van magische rituelen om kwade krachten in bedwang te houden.  Bovendien is de sangha een steeds belangrijker economische en politieke rol gaan spelen en heeft er een ongekende opleving plaatsgevonden van de kloostercultuur. Zo heeft zich de bijzondere Tibetaanse vorm van boeddhisme kunnen ontwikkelen met zijn veelsoortige 'religieuze specialisten', en 'ritualistiek', zijn artistieke rijkdom, diverse kloosterorden en theocratische heerschappij. Ondanks - maar misschien ook wel dankzij[17] - de Chinese repressie in Tibet zelf, is het Tibetaans boeddhisme een van de meest levende vormen van het mahayana boeddhisme, waarin tantrische riten van uiteenlopende complexiteit het dagelijks religieus leven van leken zowel als monniken bepalen. Opvallend is voorts de populariteit van de mantra van de bodhisattva van de compassie, Avalokiteshvara: om mani padma hum. Naast mondelinge recitatie wordt deze afgebeeld op papierrollen in molens rondgedraaid, op stenen afgebeeld, die op lange muren worden gelegd en tenslotte op vlaggetjes die overal in de wind wapperen[18].
Afb.16
Opmerkelijk is de wel heel letterlijke Tibetaanse interpre­tatie van het bodhisattva begrip, waardoor er vele honderden heilige personen als een soort "levende boeddha's" worden vereerd. De belangrijkste religieuze leermeesters, die vaak ook de leidinggevende posities in de kloos­ters en zelfs in de landsregering innemen, worden gezien als concreet reïncarnerende, verlichte wezens, Tib. tulku, Skt. nirmanakaya ('emanatielichamen').[19] Deze personages krijgen de eretitel rimpoche (Tib. 'grote kostbaarheid') en na hun dood wordt hun 'wedergeboorte' of hernieuwde belichaming gezocht en vrijwel altijd gevon­den of ‘herkend’ in een ongeveer tegelijkertijd geboren baby.  Zo'n kind wordt van jongs af  opgeleid om de religieuze en/of politieke functie van zijn voorganger over te nemen.  Men combineert zo in feite apotheose en opvolgingsregeling. De beroemdste van dit soort reïncarnerende Tibetaanse geestelijk leiders is de Dalai Lama.[20]

Afb.17
Waar ook het boeddhisme is geïntroduceerd, was dit natuurlijk nooit in een wereldbeschouwlijk vacuum. Het heeft overal  elementen van andere wereldbeschouwlijke en geloofsystemen in zich opgenomen en daarmee diverse ontwikkelingen doorgemaakt. Het zijn niet alleen grote, min of meer gesystematiseerde religies geweest die de ontwikkeling van het boeddhisme op deze manier hebben beïnvloed, maar ook vele locale varianten van shamanistisch en animistisch volksgeloof. Vooral het laatste heeft bijgedragen tot een uitbreiding van het pantheon van boeddha’s en bodhisattva’s en Indiase goden, met vele andere, locale goden, geesten en demonen, inclusief talrijke meestal minder rationele, manieren om met hen om te gaan.[21] Het boeddhisme vertoont op deze manier een diverse ontwikkeling in enkele hoofdstromingen, maar ook in talrijke scholen en nationale en zelfs locale varianten. Deze veelvormigheid is recentelijk aanleiding geweest om in plaats van de boeddhistische religie, te spreken van ‘boeddhistische religies’.[22]




II. Boeddhisme als religie
Na dit overzicht wil ik de vraag aan de orde stellen of we wel mogen - of eigenlijk juist moeten - spreken over het boeddhisme als een religie.  Het is een oude kwestie, maar zij is nog altijd relevant. De vraag geeft aanleiding het begrip religie nog eens te definiëren en enige belangrijke punten uit het bovenstaande naar voren te halen.

In plaats van de eenvoudige woordenboekbetekenis van religie als godsdienst of geloofsleer[23], zullen we van een meer wetenschappelijke definitie van religie uitgaan. De uitgebreide discussie in de sociale wetenschappen over hoe het fenomeen religie te definiëren[24] verder terzijde latend, wil ik hier de volgende eclectische werkdefinitie hanteren:
een religie omvat een in een gemeenschap of groep gedeeld systeem van ideeën, symbolen en handelingen betreffende een niet-empirische werkelijkheid. Het systeem wordt door speci­ale per­sonen onder­houden en toeganke­lijk gemaakt en er worden levens- en wereldbeschouwlijke inzichten, sociale waarden en normen, en politieke machtsposities in gefundeerd.[25]

We kunnen nu nagaan welke aspecten van de behandelde historische en inhoudelijke ontwikkelingen van het boeddhisme in de bovenstaande definitie van religie passen.
Afb.18
Zeker is dat al in de oudste vorm van het boeddhisme sprake is van een groot aantal buitengewoon rationeel filosofische uitgangspunten, zoals de anatman en anitya premissen en de vier edele waarheden die volgens een medisch diagnostisch-therapeutisch patroon zijn opgesteld: kwaal vaststellen, oorzaak zoeken, kijken of je die oorzaak kunt opheffen en tenslotte hoe je dat moet doen. Anderzijds geloven de boeddhistische man en vrouw in de straat, alsook het merendeel van de leden van de sangha, zeker en vast in de niet-empirische realiteiten van het wedergeboren worden, de wet van het karma, verlichting en nirvana en het transcendente, ‘supra-normale’ bestaan van een of meer boeddha's. Ook deze minder rationele 'kwesties van geloof' maken immers deel uit van de vier edele waarheden. Voor de meeste boeddhisten is verlichting volmaakt onbegrijpelijk, laat staan bereikbaar. Wat echter wel voor iedereen in het leven van dag tot dag een grote rol speelt is het niet-verifieerbare denkbeeld dat men zich met iedere moreel of religieus verantwoorde handeling verdienste (punya) verwerft. Alle zo opgebouwde beetjes positief karma dragen bij tot een betere wedergeboorte. Goed doen is niet alleen beter voor de (mede)mens en de gemeenschap, maar het heeft een metafysische strekking.

Reeds in de oude Pali-teksten van het theravada boeddhisme wordt herhaald melding  gemaakt van goden (deva), zoals die toen in Noord-India bekend waren. De Boeddha zou diverse  ontmoetingen met hen hebben gehad, ook al krijgen ze uiteindelijk in zijn leer een betrekkelijk ondergeschikte positie.  Goden worden net als andere levende wezens binnen de cirkel van geboorte en dood geplaatst, en het idee van een initieel scheppende godheid wordt genegeerd.[26]
 
Afb.19
Verder worden in alle stromingen van het boeddhisme tempels, kloosters en andere heilige plaatsen zoals stupa’s bezocht, pelgrimages gemaakt en symbolische afbeeldingen en relikwieën van de Boeddha vereerd met behulp van in ieder geval eenvoudig begroetingsritueel en een of meer van de vijf-zintuigenoffers[27]. Met het laatste is de boeddha-figuur zelf onmiskenbaar vergoddelijkt en geworden tot een niet-empirische realiteit waarmee de mensen symbolische interactie gaande houden. In het maha­yana boed­dhisme wordt de rationele filosofische achtergrond opnieuw benadrukt door de verfijnd dialectische madhyamaka leer, maar verschijnt anderzijds een heel scala aan nieuwe boed­dha's, bodhisat­tva’s en beschermgoden als object van verering.

Tenslotte worden in het tantrayana, zoals we hier uitgebreid zagen toegelicht in de Tibetaan­se vorm van het boeddhisme, zovele 'ech­te' goden en demonen en heilige leermeesters toegevoegd, dat hier 's we­relds meest uit­gebreide levende pan­theon[28] is ontstaan en een uniek veelvoud van symbolen en rituelen om met deze godenwereld te communiceren. Magisch manipulatief ritueel en bovennatuurlijke shamanistische communicatievormen zijn een niet-rationeel element dat vanaf het begin in het boeddhisme is geincorporeerd, maar nergens zijn ze zo uitgebreid en karakteristiek als in het Tibetaans boeddhisme.[29]

In al zijn ontwikkelingsfasen is het boeddhisme onlos­makelijk verbonden met het maat­schappelijk leven. Het ethi­sche aspect is inherent in de 'geboden' van de panca shila en het achtvoudige pad. Voorts is het een ethische norm voor iedere boeddhist om te geven aan de medemens zowel als aan de religie en daarmee de monniken en andere religieuze specialisten te onderhouden. De sangha draagt de boeddhistische waarden uit en vervult een voorbeeldfunctie voor de leken. De wetmatige retributie van het karma, waardoor men in een volgende incarnatie zal oogsten wat men in het huidige en alle voorafgaande levens heeft gezaaid, is daarbij de niet-empirische stok achter de deur. In het mahayana boeddhisme wordt er nog een schepje bovenop gedaan met het subtiele karuna begrip en het ideaal van de bodhisattva

Afb.20

Het boeddhisme heeft zijn grootste verbreiding gekend door de hechte relatie tussen de sangha en de wereldlijke macht. De sociale rol en de machtspositie van de monniken als religieuze specia­lis­ten, en de plaats van de kloos­terin­stellin­gen in het politiek en economisch leven, zijn in alle tijden en in alle
boeddhistische samenlevingen eenvoudig aanwijsbaar.
Het incorporeren van inheemse volksgeloofssystemen en het op zich nemen van bijbehorende functies als priester, shamaan of medicijnman is voor de sangha een manier om een grotere maatschappelijke rol te spelen en zich voor de lekenbevolking extra verdienstelijk te maken. Door als meer all-round religieuze specialisten op te treden verwerven de monniken zich ook letterlijk meer verdiensten en het versterkt hun machtspositie. In de historie van alle boeddhistische landen zijn perioden aan te wijzen waarin bepaalde  kloosters niet alleen religieuze vestigingen waren, maar ook sociale, economische en politieke machts-centra.

Afb.21

De rationele aspecten op filosofisch en psychologisch vlak, en het ‘minder theïstische’ karakter van de leer in de eerste ontwikkelingsfase, alsook in het Chan of zen boeddhisme, maken het boeddhisme naar verhouding een buitenbeentje als religie in de Nederlandse woordenboekbetekenis van godsdienst.  Misschien zijn het deze rationele aspecten die het boeddhisme voor ‘modern opgeleide’ Westerse mensen zo aantrekkelijk maken. Tegelijkertijd zijn het vooral Westers intellectuele boeddhistische kringen waar verzet bestaat om het boeddhisme een religie te noemen. Om verschillende redenen richt men zich daar op een soort ‘zuiver’ boeddhisme, los van de maatschappelijke context waarin het zich in Azië heeft ontwikkeld.[30]  Men heeft het dan in feite alleen over de inderdaad betrekkelijk rationele filosofie[31] en de formele basisleer van de Pali canon of de meest abstract filosofische mahayana sutra’s.[32]  In het bovenstaande heb ik laten zien dat ‘het boeddhisme’ veel meer omvat dan de geschreven leer. Tegen de achtergrond van de belevingswereld en het ritueel handelen van veruit de meeste gelovigen en als cultureel en maatschappelijk verschijnsel, moeten we volgens onze 'wetenschappelijke' werkdefinitie het boeddhisme in zijn algemeenheid wel degelijk als religie beschouwen. 

Afb.22


-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Afbeeldingen:
P.1       1. Bhumisparsa mudra (Sukothai, Thailand). Meestal wordt de historische Boeddha afgebeeld
zittend en met deze (rechter)handhouding. Hij symboliseert het bereiken van de verlichting. De Boeddha zou zo de godin van de aarde (Bhumi devi) als getuige hebben aangeroepen, terwijl Mara, de duivelse god van de dood door het zenden van zijn verleidelijke dochters zijn standvastigheid probeerde te verstoren. 
            2.   Stupa (Tissamaharama, Sri Lanka), na de figuur van de Boeddha, het belangrijkste symbool
van het boeddhisme, tevens relikwieënbewaarplaats, drie-dimensionale mandala, wereldberg en axus mundi.
P.2       3.   Liggende Boeddha (Pollonaruwva, Sri Lanka) symboliseert de laatste fase van het leven van
                        de historische Boeddha, het ‘ingaan’ van het (pari)nirvana.
            4.   Monnikpelgrim in de tempel van de tand (Dalada Maligawa, Kandy, Sri Lanka). Deze
tempel is het belangrijkste pelgrimsoord van Sri Lanka. Er wordt een grote tand  van de  Boeddha bewaard, die verbonden is met het koningschap van Sri Lanka (zie afb.21).
            5.   Jonge monniken (Thimphu, Bhutan) onder fresco  van het levensrad (bhavachakra), waarin
de verschillende vormen waarin levende wezens in de boeddhistische wereldbeschouwing worden wedergeboren: mensen, goden, halfgoden, dieren, hongerende en dorstende geesten, en tenslotte helwezens.
P.3       6.   Ashoka edict zuil (Delhi, India). Er zijn ruim dertig “edicten” bewaard die aan Ashoka
worden toegeschreven. De meeste zijn rotsinscripties, maar zeven staan op zuilen. Ze gaan vooral over Ashoka’s bekering tot het boeddhisme, de verbreiding van de leer en de toepassing van boeddhistische leefregels in zijn rijk.   
            7.   Staande bodhisattva Avalokiteshvara (Guanyin) (China; MMA New York), de meest
                        karakteristieke figuur in het mahayana boeddhisme.
P.4       8.   Maitreya, liefdevolle boeddha van de toekomst (Binglingsi, China)
            9.    Boeddha Amogasiddhi (Kashmir, India), een van de 5 dhyani (meditatie) boeddha’s, die
                        vaak in een mandala worden afgebeeld
P.5       10.  Boeddha Amitabha (China; MMA, New York), beroemdste van de 5 dhyani boeddha’s en
                        meest geliefde centrale figuur in het Pure Land boeddhisme.
            11.  Zen monnik (Japan), mediterend voor een muur, naar voorbeeld van   de 1e zen patriarch
                        Bodhidharma.
P.6       12.  Adhi(‘oer’) boeddha Samantabhadra van de Tibetaanse Ningma-pa orde.
Elk van de hoofdrichtingen in het Tibetaans boeddhisme heeft een eigen adhi(‘oer’)-boeddha, als meest abstracte wortel van een hele stamboom van boeddha’s, bodhisattva’s en heiligen. Samantabhadra is hier afgebeeld in yab-yum (‘vader-moeder’, seksuele ‘eenwording’) met zijn tantrische meditatiepartner.
            13.  Beschermgod Vajrapani (Charang, Kinnaur, India). In het vroege mahayana boeddhisme
vormt deze dondergod een beschermend duo met de oppergod Indra. In het Tibetaans boeddhisme verschijnt hij met andere woestelingen, zoals Hajagriva, of in een trio met de bodhisattva’s Avalokiteshvara en Manjushri. Bijzonder is dat de beschermgod in deze vroege Indo-Tibetische afbeelding ‘ithyfallisch’ wordt voorgesteld.
P.7       14.  ‘Prosternatie’ (Kumbum, Chining, China). Het zich ter aarde werpen als rituele handeling is
                        zeer populair in het Tibetaans boeddhisme.
            15.   De ‘huidige’, 14e Dalai Lama (Tenzing Gyatso), is een van de vele levende boeddha’s van
Tibet (Dharamsala India). De Dalai Lama’s worden als incarnaties gezien van de bodhisattva Avalokiteshvara.
P.8       16.   Potala kloosterpaleis van de Dalai Lama’s (Lhasa, Tibet), gebouwd in de 17e eeuw in
            opdracht van de ‘Grote Vijfde’. Het gebouw is ten tijde van de Culturele Revolutie tenauwernood aan Mao’s vernietigingsgekte ontsnapt.
P.9       17.   Tuinaltaar voor locale en familiegoden en watergeesten (Thailand)
            18.   Bladgoudoffer (Thailand), letterlijk en figuurlijk geschenk aan de religie.
19.   Aanbieding van de Boeddha-tand aan de koning van Sri Lanka in de 4e eeuw A.D. De
tandrelikwie bevindt zich momenteel in Kandy, de laatste koninklijke hoofdstad, en is nog altijd het belangrijkste pelgrimsdoel en centraal object van het grootste jaarlijkse religieuze festival van het eiland. De tand was verbonden met het koningschap van Sri Lanka.
P.10     20.   Circumambulatio rond de stupa (Anuradhapura, Sri Lanka)
            21.   Een van de meer dan 4000 tempels en stupa’s van Bagan in Myanmar. Het unieke complex
werd tussen de 11e tot 13e eeuw gebouwd toen hier een dynastie van toegewijde tempelbouwers langdurig resideerde.
P.11     22.   Koninklijk paleis en tevens tempel (Bankok, Thailand), waar de boeddha van smaragd
                        wordt  bewaard, symbool van de hechte relatie tussen koningshuis en het boeddhisme.
           



 Literatuur:
Baal, J.van, 1985: Symbols for Communication. An introduction to the anthropological study of religion
                               (V.Gorcum, Assen)
Banton, Michael (ed), 1966: Anthropological Approaches to the Study of Religion (Tavistock, London)
Bechert, H. & R. Gombrich (eds.), 1984: The World of Buddhism (Thames & Hud­son, London)
Buswell, Robert E. Jr (ed.), 2004 : Encyclopedia of Buddhism. 2 vols (Thomson-Gale, MacMillan Reference USA)
Dürkheim, E. 1912: Les Formes Elémentaires de la Vie Religieuze (PUF 1960, Paris). (Short Engl. transl. in
                               Lambek, 2002, p. 34-49)
Ekvall, R.K., 1964: Religious Observances in Tibet, patterns and functions (Univ. of Chicago Press)
Feuchtwang, Stephan: 'Investigating Religion', in: Bloch, M.(ed.), 1975: Marxist Analysis and Social
                                Anthropology.(Malaby, London)
Geertz, Clifford: 'Religion as a Cultural System', in: Banton, 1966, p.1-46 en: Lambek, 2002, p.61-82.
Gombrich, Richard & Gananath Obeyesekere, 1988: Buddhism Transformed. Religious Change in Sri
                               Lanka (Princeton University Press, Princeton)
Huntington, Susan L, 2012: Lay Ritual in the Early Buddhist Art in India (J.Gonda Lecture, KNAW Amsterdam)
Keown, Damien, 2003: Dictionary of Buddhism (Oxford Univ. Press, New York)
Lambek, Michael (ed.), 2002: A Reader in the Anthropology of Religion (Blackwell, Malden)
Morris, Brian, 1987: Anthropological Studies of Religion. An introductory text (Cambridge Univ. Press)
Nebesky-Wojkowitz, René, 1975: Oracles and Demons of Tibet. The Cult and Iconography of the Tibetan
                               Protective Deities (Akademische Druck-u. Verlagsanstalt, Graz/Austria)
Prebish, Charles S. & Damien Keown, 2006: Introducing Buddhism (Routledge, New York)
Rahula, Walpola, 1959: What the Buddha taught (Grove Press, New York)
Robinson, Richard H. & Willard L. Johnson, 1997: The Buddhist Religion: a historical introduction
                                (Wadsworth, Belmont), (In 2005, 5th ed. changed into: “The Buddhist Religions:”)
Samuel, Geoffrey, 1993: Civilized Shamans. Buddhism in Tibetan Societies  (Smit­hsonean Inst.,
                               Washington DC)
Schumann, H.W., 1982: Der Historische Buddha (Diederichs; Eng. vert. 1989 Arkana, Penguin)
Smart, N. (ed.), 1999: Atlas of the World's Religions (Calmann&King; NL.ed.2000: Wereldatlas van
                               Religies (Könemann, Keulen))
Spiro, Melford E, 1970: Buddhism and Society. A great tradition and its Birmese vicissitudes. (Un. of
                               California Press, Berkeley)
Spiro, M.E.: 'Religion: Problems of Definition and Explanation', in Banton 1966, p.85-125
Tambiah, S.J, 1970: Buddhisme and the Spirit Cults in North-east Tailand (Cambridge University Press,
Trainor, Kevin, 2002: Buddhism: The Illustrated Guide (Duncan Baird, London; NL. transl. 2002:
                               Boeddhisme. Het Geïllustreerde Standaardwerk (Spectrum, Utrecht)
Velde, Paul van der, 2009: Duizend spaken over tienduizend zonnewegen. De Boeddha en de vele
                               boeddhistische levensverhalen (Inaugurele rede, Radboud Universiteit, Nijmegen)


Noten:

[1] De overige  wereldreligies: Christendom 30%, Islam 23% en Hindoeïsme 13% van de wereldbevolking (in october 2011: 7 miljard).
[2] Reeds Emile Dürkheim, een van de grondleggers van de sociologie, lanceert vanwege het z.i. atheïstische karakter van enige oude Indiase religies, waaronder het boeddhisme,  de vage dichotomie "sacré" vs. "profane" als  onderscheidend kriterium in zijn definitie van religie (1960, p.41-49 en 65).
[3] De termen hindoe en hindoeïsme hebben de koloniale Britten van hun moslim-voorgangers overgenomen.  Ze dienen als vergaarbak voor alles wat er los van de Islam aan Indiase religies voortbestaat, behalve duidelijk afgescheiden stromingen als boeddhisme en  jainisme.  Ze  zijn  eigenlijk met betrekking tot deze vroege tijden (nog) niet op hun plaats, maar doelen op 'Vedische  religie' of 'brahmanisme' met een kastenindeling, waarin brahmanen (priesters) bij uitstek de belangrijke rituelen uitvoeren.
[4] Ik heb hier om verwarring te voorkomen voor de boeddhistische termen de meer gebruikelijke Sanskriet-versies gebruikt (tenzij anders vermeld). Het Pali van de meest oorspronkelijke geschriften was vermoedelijk een oude voertaal in Noord-India. Pas in de  1e eeuw voor Chr. zouden op Sri Lanka delen van de Pali canon voor het eerst schriftelijk zijn vastgelegd.  
[5] Hoewel er al sprake is van nonnen (bikshuni) in het oude boeddhisme, vormt het boeddhisme vergeleken met de overige wereldreligies geen uitzondering in de negatieve waardering en discriminatie van vrouwen.  Als het voor een vrouw al mogelijk geacht wordt verlichting te bereiken, moet zij toch eerst als man worden wedergeboren om het nirvana in te gaan. (cf. Buswell, 2004 pp. 898-902). 
[6] Theravada, letterlijk: ‘de weg van de oude(re)n’. De diverse stromingen en filosofische scholen, die al in de eerste ontwikkelingsfase van het boeddhisme hebben bestaan, laat ik hier buiten beschouwing.
[7] Trisharana (‘drie toevluchtsoorden’) worden de triratna daarom ook wel genoemd.
[8] Meer in het bijzonder is het de zg. Pratimoksha  die de regels omvat.
[9] Door de toevlucht en de panca sila gelofte bestaat er formeel tussen de totale leek en de monniken nog een categorie van speciaal toegewijde leken, de upasaka (vrl: upasika).
[10] Een van de belangrijkste symbolen van het boeddhisme is de caitya of stupa, waarin relikwieën worden bewaard. In het boeddhisme onderscheidt men shariraka en paribhogika relieken. Cf. Huntington, 2012: pp 2-27.
[11] Het centrum van het Gandhara rijk bevond zich in de regio van het huidige Zuidoost-Afghanistan en Midden-Pakistan (Taxila), waar eerst Bactrische Grieken en vervolgens de Scytische Kushana’s heersten. De bekendste naam onder de Kushana vorsten is die van Kanishka die in de 1e en 2e eeuw geleefd moet hebben. Het rijk heeft tot in de zesde eeuw bestaan en moet, naar uit archeologische vondsten blijkt, een grote boeddhistische invloed hebben gekend.
[12] Mahayana geschriften zien we vanaf de 2e eeuw AD verschijnen.Deze nieuwe sutra’s zijn verborgen gebleven en nu ‘ontdekt’, of op grond van ‘inspiratie’ door de Boeddha nu pas door geleerden opgetekend.  Bekende mahayana sutra’s zijn: de nirvana sutra, de ‘lotus’ sutra, de prajna paramita (vervolmaking van wijsheid, waartoe de zg. ‘diamant’ sutra en ‘hart’ sutra behoren), de lankavatara sutra, de avatamsaka sutra, yogacara sutra’s en tenslotte de zg. ‘pure land’ sutra’s.
[13]  Als grondlegger van de madhyamaka geldt de legendarische wijsgeer Nagarjuna uit de 2e eeuw A.D. De leer gaat terug op de middenweg die de historische boeddha zou hebben aangegeven, toegepast op het al dan niet bestaan van de fenomenen. De Yogacara is in de 4e eeuw populair geworden en verbonden met de filosofen Asanga en Vashubandhu. De grote rol van de geest (vijna) en het bewustzijn (citta) ligt ten grondslag aan de rituele praktijk van tantrisme en pure land boeddhisme.
[14]   Bekende hedendaagse scholen zijn: Tien-t’ai  in China en Japan (Tendai); in Japan Shingon en de Zen scholen Soto en Rinzai, de ‘pure land’ scholen Jodo shu  en Jodo shin shu, en de Nichiren school; in het Tibetaans boeddhisme de  Ningmapa, Sakyapa, Kagyudpa en Gelugpa scholen.

[15] Andere nog bestaande vormen van het esoterische tantrisch boeddhisme vinden we in Nepal onder de Newars van de Kathmandu vallei en in de Japanse Shingon school.  De laatste combineert oorspronkelijke Indiase elementen met inheems Japanse Shinto rituelen.
[16] In geen andere taal is zoveel van de boeddhistische canon opgeschreven en bewaard als in het Tibetaans.
[17] Het Tibetaans boeddhisme heeft naar mijn idee ook het karakter van een ‘bevrijdingsreligie’, waarmee een onderdrukte bevolking zich cultureel identificeert in de hoop op betere tijden.
[18] Overigens zijn er meerdere types “gebeds”vlaggen en gaat dit karakteristieke gebruik terug op oudere religieuze tradities.
[19] Het idee houdt verband met de oudere mahayana theorie van de trikaya, 'drie lichamen'.  We kunnen deze drie lichamen het best zien als verschillende abstractieniveaus waarop de verlichte zich kan manifesteren: het dharmakaya of absolute (bv. de boeddha Amatabha), het sambhogakaya, of symbolische (bv. de bodhisattva Avalokiteshvara), en tenslotte het nirmanakaya, het niveau van concrete historische personen (bv. de Dalai Lama).
[20] De Dalai Lama was tot voor kort spiritueel en wereldlijk leider der Tibetanenen. Hij geldt als incarnatie of verschijningsvorm van de bodhisattva Avalokiteshvara, het ultieme symbool van het mededogen.  De huidige Dalai Lama, de veertiende in successie, leeft vanwege de dramatische ontwikkelingen in 'Chinees' Tibet, sinds 1959 in Noordwest-India.  De wijze waarop hij als Tibetaans regeringsleider in ballingschap de ethiek van compassie en geweldloosheid heeft belichaamt, heeft in 1989 internationale erkenning gekregen met de toekenning van de Nobel­prijs voor de vrede. Vanwege zijn inmiddels hoge leeftijd heeft de Dalai Lama zijn politieke functie recentelijk overgedragen en is hij alleen nog spiritueel leider. Al eerder heeft hij wijselijk aangekondigd in de Tibetaanse vluchtelingengemeenschap in Nepal of India te zullen reïncarneren.
[21] Deze vermenging van religieuze voorstellingswerelden is volkomen duidelijk en algemeen bekend waar het tantrisch boeddhisme en met name de Tibetaanse variant betreft. (Samuel, 1993). Maar ook in het ogenschijnlijk zo uniforme Theravada boeddhisme vinden we vanwege dezelfde oorzaak een aanzienlijke diversiteit. Cf. Tambiah, 1970; Spiro, 1970; Gombrich & Obeyesekere 1988.
[22] Robinson & Johnson  (& Thansissaro)  hebben hun boektitel van “The Buddhist Religion” (in voorafgaande edities) veranderd in “Buddhist Religions”  (Cf: Robinson & Johnson  & Tanissaro, 2005, 5e editie).
[23] Om precies te zijn, vinden we in de "dikke" Van Dale :
religie:                    1.godsdienst, 2. geloofsleer of –overtuiging
godsdienst:           1.dienst, verering of aanbidding van God, 2.gezamenlijke leerstellingenen plech­tigheden van godsver­ering van een volk of kerkgenootschap.
[24] Cf: Morris, 1987;  Baal, 1985;  Feuchtwang, 1975;  Banton, 1966; 
[25]  Ik heb in m’n definitie de voorkeur gegeven aan de term niet-empirisch, maar ga ook accoord met  ‘niet-verifieerbaar’,
transcendent’ of ‘bovennatuurlijk’ als alternatieven voor het door mij gekozen ‘niet-empirisch’ ter aanduiding van de religieuze
werkelijkheid. Met speciale personen worden religieuze specialisten bedoeld,  zoals priesters, monniken, voorgangers,
sjamanen, leermeesters, orakels, medicijnmannen enz.
Ik volg Clifford Geertz' kijk op religie als een 'cultureel systeem' van symbolen en Stephan Feuchtwangs nadruk op de verbondenheid van systemen en verandering (Cf.Feuchtwang in Bloch,1975).  Als cultureel systeem wordt religie gedeeld door een gemeenschap of groep en moet beschouwd worden in relatie met andere culturele en  sociale systemen, die allemaal deel uitmaken van processen van wederzijdse beïnvloeding en verandering (Cf. Geertz in  Banton,1966).
[26] Cf: Trainor, 2002, p. 28-35 en p. 122-123
[27]    Gezicht: lichtjes, kaarsen, olie- of boterlampen; Geur: wierrook, bloemen;  Smaak:water,vruchten,graan; Gehoor: muziek(instrumenten); Tastzin: zijden stoffen.
[28] In de Index van het inventariserend naslagwerk van Nebesky-Wojkowitz vinden we zeker 3000 godennamen (cf.Nebesky-Wojkowitz, 1975,p. 605 e.v.
[29] cf. Samuel (1993)
[30]     Cf: Prebish & Keown, p.196; of een “uitgekleed” soort “kernboeddhisme” (Cf. Velde, Paul van der, 2009, p.14, 20 en 23).
[31]    Bv. Frits Staal toont ons het rationalisme van de boeddhistische filosofie (1986, p229-247).
[32]    Melford Spiro wijst op de m.i. cruciale achterliggende fout, dat men de leer van een filosofische school verwart met het geloof en gedrag vaneen religieuze gemeenschap! (cf. Spiro in Banton,1966, p.88-94)

No comments:

Post a Comment