BOEDDHISME ALS RELIGIE Ferry Erdmann
Ontwikkeling
van het boeddhisme: van Shakyamuni tot Dalai Lama versie 2018
Inleiding
In
het eerste deel van dit artikel worden de belangrijkste ontwikkelingen en
stromingen in het boeddhisme samengevat. Dat zijn achtereenvolgens: A) het oude
theravada boeddhisme, B) het ruimhartige
grote voertuig van het mahayana
boeddhisme met daarin enkele stromingen, als het ‘pure land’ en het zen
boeddhisme, en tenslotte C) het esoterische tantrayana boeddhisme dat hier iets uitgebreider wordt behandeld.
Daarbij worden de belangrijkste boeddhistische termen in hun context
uitgelegd.
I. Ontwikkeling van het
boeddhisme
A)
Theravada
Het
boeddhisme begint in de zesde eeuw voor Chr. met de historische boeddha, die
eigenlijk Siddhartha Gautama heette en later Boeddha (verlichte) en Shakyamuni (wijze
van de Shakya-familie) als titels heeft gekregen. Hij werd geboren in het
vorstenhuis van Kapilavastu, een stadstaatje in het huidige grensgebied van
India en Nepal. Aangenomen wordt dat dit gebied behoorde tot het ‘hindoe’[3]
koninkrijk Koshala. Dit grensde aan Magadha, een ander staatje van toen,
gelegen aan de Ganges-rivier in de regio van Patna, Gaya en Varanasi. Het wordt
gezien als een periode van grote verandering: verbetering van de infrastructuur,
bloei van handelsverkeer en verstedelijking. Er ontstonden nieuwe
beroepsgroepen in nijverheid, handel en dienstverlening, die nog geen plaats
hadden in de bestaande kastenstructuur. Mogelijk zijn er om die reden juist
toen diverse nieuwe religieuze bewegingen ontstaan, waarvan één onder leiding
van deze Boeddha Shakyamuni.
Sinds
het begin wordt de kern van het boeddhisme gevormd door de triratna, drie kostbaarheden: 1. Boeddha, de “verlichte” geest en historische grondlegger, 2. dharma, de leer, en 3. sangha, de gemeenschap van monniken. De
leer werd eerst mondeling overgeleverd en pas eeuwen later schriftelijk
vastgelegd in de Noord-Indiase Pali taal.[4] De
Pali canon omvat drie delen, tripitaka
(drie “manden”): 1. sutra's, de
leringen van dé Boeddha zelf, 2. vinaya,
monniksregels, en 3. abhidharma,
commentaren op de sutra's.
Afb.5 |
Geheel in
tegenstelling tot de hindoe filosofie wordt voorts in het boeddhisme het
bestaan van enige op zichzelf staande ziel en zelfs enig 'zijn' als toestand,
ontkend. De termen voor deze wezenlijke karaktertrekken van het bestaan zijn: anatman, 'niet-ziel', en anitya: 'niet-blijvend'. Niets heeft een
onafhankelijk substantieel of een statisch, niet-veranderend bestaan. Omtrent
deze ware aard der dingen verkeren wij, gewone levende wezens, echter in
onwetendheid. Onze realiteit is relatief, een kwestie van illusoire waarneming
en foutieve begripsvorming. Dit gebrek
aan inzicht zorgt voor de derde wezenlijke karaktertrek van het bestaan: duhkha (lijden). Dit is tevens de eerste van de beroemde 'vier
edele waarheden', die tezamen de kern van de Boeddha's leer vormen: 1e leven is lijden (duhkha); 2e de
oorzaak van het lijden is 'verlangen' of ‘hunkeren’ (trishna) en een reeks van andere ondeugden, waaronder haat (dvesha) en onwetendheid (avidya) of meer in het algemeen: het
zich hechten aan denkbeelden en illusies betreffende wat eigenlijk niet of niet
meer bestaat; 3e het is
mogelijk het lijden op te heffen door de oorzaak ervan op te heffen en bij
leven verlichting (bodhi) te bereiken
en na het overlijden nirvana, een
toestand van 'uitblussing', onttrokken aan de cyclus van leven en dood; en wel
via, 4e het 'achtvoudige
pad', acht regels over juist leven, ethiek en meditatie.
De
levensweg van onberispelijke ethiek en mentale ontwikkeling door meditatie is
in de eerste ontwikkelingsfase van het boeddhisme voorbehouden aan de sangha, de gemeenschap van monniken (bhikshu). Het is rond de monniken dat
het boeddhisme oorspronkelijk is opgebouwd. Hun streven naar opperste wijsheid
is puur individueel en stelt zich de arhat
als ideaal, de “waardige” verlichte
monnik die het nirvana in zal gaan. In het algemeen zal het talloze
wedergeboorten vergen om dit te bereiken. Een leek moet in principe nog langer
wachten, want hij/zij[5] zou eerst
als boeddhistische monnik moeten worden wedergeboren.
Het
oude theravada[6]
boeddhisme krijgt zijn grote verbreiding in de derde eeuw voor Chr. ten tijde
van de machtige Noord-Indiase vorst Ashoka en zijn opvolgers van de Maurya
dynastie. Het moet een tijd geweest zijn van pacificatie in een groot deel van het Indiase subcontinent, waarin het handelsverkeer over grote afstanden bloeide. Monnikengemeenschappen en heiligdommen werden gevestigd in hoofdsteden en handelscentra. Het boeddhisme wordt overgebracht naar
het huidige Sri Lanka en vandaar naar andere Zuidoost-Aziatische landen, waar
het tot op de dag van vandaag is blijven voortbestaan. De theravadins
van nu volgen nog altijd alleen de oorspronkelijke leer van de Pali canon en
vereren geen andere boeddha figuur dan de historische Boeddha Shakyamuni.
De
grote verbreiding gaat gepaard aan de opname in de boeddhische religieuze
gemeenschap van de lekenbevolking, die alvast zijn/haar ‘toevlucht’ kan nemen
tot de Boeddha, de dharma en de sangha[7] en zich
aan de panca shila, vijf ‘zegels’ of
voorschriften, dient te houden: geen levende wezens doden of kwaad doen, niet
stelen (lett.’niet nemen wat niet gegeven is’), niet foutief spreken (liegen,
schelden, kwaad spreken), zich niet seksueel misdragen, en geen ‘intoxicanten’
gebruiken. Daarbij is het de lekengemeenschap, die de sangha moet onderhouden. De sangha
dient zich aan de ontzaglijk veel uitgebreidere vinaya[8]regels
te houden, maar in principe staat het boeddhisme open voor iedereen die de
elementen van de toevlucht en de panca
sila in acht neemt.[9]
Er is voorts een traditionele reeks rituelen, die
boeddhisten in het algemeen verrichten: de verering van afbeeldingen en symbolen,
teksten en relikwieën, het ritueel groeten (pranama),
de rituele ontmoeting (darshana), de
rituele rondgang (parikrama of pradakshina), het geven (dana) aan de sangha, het ritueel offeren (puja),
de pelgrimage (tirth yatra) en het
bijwonen van religieuze bijeenkomsten en festiviteiten.[10]
B) Mahayana Vanaf het begin van onze jaartelling
tekenen zich nieuwe ontwikkelingen af in het boeddhisme. Ze worden in verband gebracht
met cultuurcontact dat vooral ten tijde van de Kushana vorsten in het
noordwesten van het Indiase subcontinent plaatsvond in het Gandhara
cultuurgebied.[11] Er zijn
invloeden uit Centraal-Azië, uit het Midden-Oosten en zelfs uit de
hellenistische wereld aan te wijzen.
Omdat
het spirituele pad nu toegankelijk is voor iedereen en een collectief nirvana als hoogste doel wordt gesteld,
noemt men deze nieuwe ontwikkelingsfase in het boeddhisme: mahayana (groot voertuig). De nieuwe leer is vastgelegd in
Sanskriet geschriften, waaronder talrijke 'nieuwe' sutra's, die aan de tripitaka
worden toegevoegd.[12] Het grote voertuig is ruimhartig genoeg om
het individualistische theravada
boeddhisme in zich op te nemen, hoewel het laatste van nu af aan wel eens
neerbuigend met hinayana, "klein
voertuig", wordt aangeduid.
De andere belangrijke mahayana filosofische stroming is
die van de yogacara (yogabeoefening),
waarin bepalende invloed aan de menselijke geest en het voorstellingsvermogen wordt
toegekend (citta matra: “alleen geest”)
.[13] Als
alles is terug te brengen op de almaar ideeën producerende geest, kunnen we ons
ook des te beter concentreren op het onder controle brengen daarvan.
Wat
ook een fraaie uitweg uit de filosofische paradoxen biedt is het begrip upaya kaushalya (“het geschikte middel”).
Waar we het eigenlijke doel, het absolute toch niet in het woord kunnen vatten,
gaat het vooral om het vinden van een bij de individuele bekwaamheid passende
methode.
Het
nirvana is - om het maar zo te
zeggen - dichterbij gekomen, inclusief de boeddhafiguren die daarin verkeren. De gedachte dat er in tijdperken in het verleden en in de toekomst meerdere boeddha's zijn geweest, respectievelijk nog zullen zijn is al ouder, maar nu stelt men zich ook 'hemelse' meditatie-boeddha's voor en 'symbolische' bodhisattva's. En sommige van boeddha's bodhisattva's worden het middelpunt van speciale verering. Zo is Maitreya,
de toekomstige boeddha, het symbool van naastenliefde (maitri) ‘loving kindness’), Amitabha, de boeddha van het oneindige licht en zijn manifestatie als Amitayus, de boeddha van het lange leven, van wie de Medicijnboeddha, Vaisyaguru op zijn beurt weer een verschijningsvorm is. De bodhisattva belichaamt de deugd van de compassie en onder hen is Avalokiteshvara, de allerpopulairste en nog eens meer in het bijzonder symbool van de
compassie (karuna).
Sommige van deze verlichte personages worden gezien als zetelend in paradijselijke oorden, een soort voorportalen van
het nirvana. In de religieuze praktijk worden ze allemaal
als goden vereerd en behandeld.
In
de eerste vier eeuwen na Chr. is het mahayana
boeddhisme niet alleen in heel Noord-India, maar via de zijderoutes in Centraal-
en Oost-Azië verbreid. Het wordt ook wel "noordelijk boeddhisme"
genoemd. Voortbouwend op de basis van madhyamaka
en yogacara zijn veel verschillende
hedendaagse stromingen of scholen ontstaan met elk hun eigen leermeesters en
filosofisch nadruk en hun eigen kenmerkende selectie van teksten, rituelen en
meditatiemethoden.[14]
Enkele
invloedrijke en karakteristieke stromingen zijn: het ‘pure land’ boeddhisme en
het chan of zen boeddhisme, beide in China, Korea en Japan, en het tantrayana boeddhisme, in Nepal, Japan
en hier en daar in Zuidoost-Azië, maar vooral in Tibet.
Het pure
land boeddhisme is een ‘volkse’ stroming, die zich al
vroeg in het mahayana boeddhisme aftekent en vooral in China en Japan van
invloed is. Kern hiervan is dat leken door middel van eenvoudige mantra recitatie na hun dood een ‘puur,
zuiver of rein land’, een soort paradijselijke toestand, kunnen bereiken.
Diverse boeddha’s en bodhisattva’s worden
in het mahayana boeddhisme gezien als
residerend in zulke paradijzen van opperste wijsheid en morele zuiverheid, als
een wat concreter voor te stellen en daarmee toegankelijker ‘voorportaal’ naar
het nirvana. Verlichting en nirvana
zijn immers absoluut, van ultieme abstractie en onttrekken zich per definitie
aan iedere voorstelling. Het meest bekende pure land is Sukhavati, het
‘hemelse paradijs’ van de boeddha Amitabha (Jap. Amida). Door het eindeloos
reciteren van bijvoorbeeld de Japanse nembutsu
formule: namu amida butsu, hoopt men
door Amitabha naar dit paradijs te worden geleid.
Het chan
of zen boeddhisme is een andere
richting die zich afwendt van intellectuele discussie over geschriften en
ingewikkeld magisch ritueel. De termen chan
en zen zijn Chinese en Japanse verbas-teringen van het Sanskrit dhyan (aandacht, concentratie), waarvoor
in oudere geschriften de meer formele term smriti
(Pali:sati) wordt gebruikt,
tegenwoordig gekend als “mindfuless”. In principe is het met volledige aandacht
leven van het dagelijks leven de directe weg naar verlichting. De methode om
dit inzicht te verwezenlijken is het ritueel perfectioneren van ‘gewone’
handelingen, zoals stil zitten, maar ook lopen. Een van de zen scholen hanteert
de methode van het oplossen van absurde anti-intellectuele raadsels. Ook in
diverse ‘kunsten’, zoals de calligrafie, theeceremonie, tuinaanleg, schilderen,
bloemschikken en diverse krijgskunsten vindt de zen meditatie zijn weerslag.
Op
de ongetwijfeld meest eigenaardige en afwijkende maha-yana stroming, het tantrayana
of tantrisch boeddhisme, zullen we hieronder wat dieper ingaan. In deze
richting zien we hoe het boeddhisme zich in extremo als religie, ja zelfs als
godsdienst, manifesteert.
C) Tantrayana Het
tantrisch boeddhisme, tantrayana of vajrayana of ook wel mantrayana genoemd, moet in verband
gebracht worden met het tantrisme. Dit is een meer algemene stroming in de
religies van Noord-India, zowel hindoeïsme als boeddhisme, die zich heeft
voorgedaan tussen de zesde en de elfde eeuw. Het gaat om radicale meditatie-methoden,
extreme yoga systemen, die in strikt
persoonlijke meester-leerling relaties worden overgedragen. Ze bieden de
mogelijkheid de verlichting direct, nog in dit leven te bereiken.
Afb.12 |
|
Ook
in het hindoeïsme bestaan tantrische rituelen en yoga technieken nog steeds, vooral in enkele mystieke shivaïetische
tradities. Meestal zijn ze echter overvleugeld door andere religieuze systemen
en bewegingen.
De
snelle weg van het tantrisch boeddhisme
is bekender geworden, met name in zijn Tibetaanse variant[15].
Met de moslim invasies en de heropleving van het brahmanisme vanaf de tiende
eeuw, is het boeddhisme in Noord-India
verdwenen. Monniken en tantrische
leermeesters zijn naar het noorden, de bergen in gevlucht en enkele hebben zich
in Tibet gevestigd. Hun methoden waren inmiddels al in ge-schriften, die ook tantra’s worden genoemd, vastgelegd en
deze zijn zoals bijna alle boeddhistische teksten uit het Sanskrit in het Tibetaans
vertaald.[16] De tantrische methoden en riten zijn in dat
geïso-leerde land van nomaden met hun animistische wereldbeschouwing, zeer
aangeslagen, verder ge-populariseerd en opnieuw vermengd met inheemse magische
en shamanistische tradities. De boeddhistische
monniken hebben de functies van locale priesters over kunnen nemen. Bij de
mensen thuis, op markante plaatsen in het land en vooral in tempels en
kloosters worden ‘tantrische’ rituelen uitgevoerd ten behoeve van het welzijn
van de hele gemeenschap. Het meditatief werken aan de eigen verlichting en het
heil van de gemeenschap wordt op voordelige wijze gecombineerd.
Afb.16 |
Opmerkelijk is de
wel heel letterlijke Tibetaanse interpretatie van het bodhisattva begrip, waardoor er vele honderden heilige personen als
een soort "levende boeddha's" worden vereerd. De belangrijkste
religieuze leermeesters, die vaak ook de leidinggevende posities in de kloosters
en zelfs in de landsregering innemen, worden gezien als concreet
reïncarnerende, verlichte wezens, Tib. tulku,
Skt. nirmanakaya ('emanatielichamen').[19]
Deze personages krijgen de eretitel rimpoche
(Tib. 'grote kostbaarheid') en na hun
dood wordt hun 'wedergeboorte' of hernieuwde belichaming gezocht en vrijwel
altijd gevonden of ‘herkend’ in een ongeveer tegelijkertijd geboren baby. Zo'n kind wordt van jongs af opgeleid om de religieuze en/of politieke
functie van zijn voorganger over te nemen.
Men combineert zo in feite apotheose en opvolgingsregeling. De
beroemdste van dit soort reïncarnerende Tibetaanse geestelijk leiders is de
Dalai Lama.[20]
II. Boeddhisme
als religie
Na
dit overzicht wil ik de vraag aan de orde stellen of we wel mogen - of
eigenlijk juist moeten - spreken over het boeddhisme als een religie. Het is een oude kwestie, maar zij is nog
altijd relevant. De vraag geeft aanleiding het begrip religie nog eens te
definiëren en enige belangrijke punten uit het bovenstaande naar voren te
halen.
In
plaats van de eenvoudige woordenboekbetekenis van religie als godsdienst of
geloofsleer[23], zullen
we van een meer wetenschappelijke definitie van religie uitgaan. De uitgebreide
discussie in de sociale wetenschappen over hoe het fenomeen religie te
definiëren[24] verder
terzijde latend, wil ik hier de volgende eclectische werkdefinitie hanteren:
een religie omvat een in een gemeenschap of groep
gedeeld systeem van ideeën, symbolen en handelingen betreffende een
niet-empirische werkelijkheid. Het systeem wordt door speciale personen onderhouden
en toegankelijk gemaakt en er worden levens- en wereldbeschouwlijke inzichten,
sociale waarden en normen, en politieke machtsposities in gefundeerd.[25]
We
kunnen nu nagaan welke aspecten van de behandelde historische en inhoudelijke
ontwikkelingen van het boeddhisme in de bovenstaande definitie van religie
passen.
Reeds in de oude Pali-teksten van het theravada
boeddhisme wordt herhaald melding
gemaakt van goden (deva),
zoals die toen in Noord-India bekend waren. De Boeddha zou diverse ontmoetingen met hen hebben gehad, ook al
krijgen ze uiteindelijk in zijn leer een betrekkelijk ondergeschikte
positie. Goden worden net als andere
levende wezens binnen de cirkel van geboorte en dood geplaatst, en het idee van
een initieel scheppende godheid wordt genegeerd.[26]
Tenslotte
worden in het tantrayana, zoals we hier uitgebreid zagen toegelicht
in de Tibetaanse vorm van het boeddhisme, zovele 'echte' goden en
demonen en heilige leermeesters toegevoegd, dat hier 's werelds meest uitgebreide
levende pantheon[28] is
ontstaan en een uniek veelvoud van symbolen en rituelen om met deze godenwereld
te communiceren. Magisch manipulatief ritueel en bovennatuurlijke shamanistische
communicatievormen zijn een niet-rationeel element dat vanaf het begin in het
boeddhisme is geincorporeerd, maar nergens zijn ze zo uitgebreid en
karakteristiek als in het Tibetaans boeddhisme.[29]
In
al zijn ontwikkelingsfasen is het boeddhisme onlosmakelijk verbonden met het
maatschappelijk leven. Het ethische aspect is inherent in de 'geboden' van de
panca shila en het achtvoudige pad.
Voorts is het een ethische norm voor iedere boeddhist om te geven aan de medemens
zowel als aan de religie en daarmee de monniken en andere religieuze
specialisten te onderhouden. De sangha
draagt de boeddhistische waarden uit en vervult een voorbeeldfunctie voor de
leken. De wetmatige retributie van het karma,
waardoor men in een volgende incarnatie zal oogsten wat men in het huidige en
alle voorafgaande levens heeft gezaaid, is daarbij de niet-empirische stok
achter de deur. In het mahayana
boeddhisme wordt er nog een schepje bovenop gedaan met het subtiele karuna begrip en het ideaal van de bodhisattva.
Het
boeddhisme heeft zijn grootste verbreiding gekend door de hechte relatie tussen
de sangha en de wereldlijke macht. De sociale rol en de machtspositie van
de monniken als religieuze specialisten, en de plaats van de kloosterinstellingen
in het politiek en economisch leven, zijn in alle tijden en in alle
boeddhistische
samenlevingen eenvoudig aanwijsbaar.
Het
incorporeren van inheemse volksgeloofssystemen en het op zich nemen van
bijbehorende functies als priester, shamaan of medicijnman is voor de sangha
een manier om een grotere maatschappelijke rol te spelen en zich voor de
lekenbevolking extra verdienstelijk te maken. Door als meer all-round
religieuze specialisten op te treden verwerven de monniken zich ook letterlijk
meer verdiensten en het versterkt hun machtspositie. In de historie van alle
boeddhistische landen zijn perioden aan te wijzen waarin bepaalde kloosters niet alleen religieuze vestigingen
waren, maar ook sociale, economische en politieke machts-centra.
Afb.21 |
Afbeeldingen:
P.1 1.
Bhumisparsa mudra (Sukothai,
Thailand). Meestal wordt de historische Boeddha afgebeeld
zittend en met deze (rechter)handhouding. Hij symboliseert het bereiken
van de verlichting. De Boeddha zou zo de godin van de aarde (Bhumi devi) als getuige hebben aangeroepen,
terwijl Mara, de duivelse god van de dood door het zenden van zijn
verleidelijke dochters zijn standvastigheid probeerde te verstoren.
2.
Stupa
(Tissamaharama, Sri Lanka), na de figuur van de Boeddha, het belangrijkste
symbool
van het boeddhisme, tevens relikwieënbewaarplaats, drie-dimensionale mandala, wereldberg en axus mundi.
P.2 3.
Liggende Boeddha (Pollonaruwva, Sri
Lanka) symboliseert de laatste fase van het leven van
de
historische Boeddha, het ‘ingaan’ van het (pari)nirvana.
4.
Monnikpelgrim in de tempel van de tand (Dalada
Maligawa, Kandy, Sri Lanka). Deze
tempel is het belangrijkste pelgrimsoord van Sri Lanka. Er wordt een
grote tand van de Boeddha bewaard, die verbonden is met het
koningschap van Sri Lanka (zie afb.21).
5.
Jonge monniken (Thimphu, Bhutan) onder
fresco van het levensrad (bhavachakra), waarin
de verschillende vormen waarin levende wezens in de boeddhistische
wereldbeschouwing worden wedergeboren: mensen, goden, halfgoden, dieren,
hongerende en dorstende geesten, en tenslotte helwezens.
P.3 6.
Ashoka edict zuil (Delhi, India). Er
zijn ruim dertig “edicten” bewaard die aan Ashoka
worden toegeschreven. De meeste zijn rotsinscripties, maar zeven staan op
zuilen. Ze gaan vooral over Ashoka’s bekering tot het boeddhisme, de
verbreiding van de leer en de toepassing van boeddhistische leefregels in zijn
rijk.
7. Staande bodhisattva
Avalokiteshvara (Guanyin) (China; MMA New York), de meest
karakteristieke figuur in het mahayana boeddhisme.
P.4 8. Maitreya,
liefdevolle boeddha van de toekomst (Binglingsi, China)
9. Boeddha Amogasiddhi (Kashmir, India), een
van de 5 dhyani (meditatie)
boeddha’s, die
vaak
in een mandala worden afgebeeld
P.5 10.
Boeddha Amitabha (China; MMA, New York),
beroemdste van de 5 dhyani boeddha’s
en
meest
geliefde centrale figuur in het Pure Land boeddhisme.
11.
Zen monnik (Japan), mediterend voor een
muur, naar voorbeeld van de 1e
zen patriarch
Bodhidharma.
P.6 12.
Adhi(‘oer’)
boeddha Samantabhadra van de Tibetaanse Ningma-pa orde.
Elk van de hoofdrichtingen in het Tibetaans boeddhisme heeft een eigen adhi(‘oer’)-boeddha, als meest abstracte
wortel van een hele stamboom van boeddha’s, bodhisattva’s
en heiligen. Samantabhadra is hier afgebeeld in yab-yum (‘vader-moeder’, seksuele ‘eenwording’) met zijn tantrische
meditatiepartner.
13.
Beschermgod Vajrapani (Charang, Kinnaur,
India). In het vroege mahayana boeddhisme
vormt deze dondergod een beschermend duo met de oppergod Indra. In het
Tibetaans boeddhisme verschijnt hij met andere woestelingen, zoals Hajagriva, of
in een trio met de bodhisattva’s
Avalokiteshvara en Manjushri. Bijzonder is dat de beschermgod in deze vroege
Indo-Tibetische afbeelding ‘ithyfallisch’ wordt voorgesteld.
P.7 14. ‘Prosternatie’ (Kumbum, Chining, China). Het zich ter aarde werpen als rituele handeling is
zeer
populair in het Tibetaans boeddhisme.
15.
De ‘huidige’, 14e Dalai Lama (Tenzing
Gyatso), is een van de vele levende boeddha’s van
Tibet (Dharamsala India). De Dalai Lama’s worden als incarnaties gezien
van de bodhisattva Avalokiteshvara.
P.8 16.
Potala kloosterpaleis van de Dalai
Lama’s (Lhasa, Tibet), gebouwd in de 17e eeuw in
opdracht
van de ‘Grote Vijfde’. Het gebouw is ten tijde van de Culturele Revolutie
tenauwernood aan Mao’s vernietigingsgekte ontsnapt.
P.9 17.
Tuinaltaar voor locale en familiegoden
en watergeesten (Thailand)
18.
Bladgoudoffer (Thailand), letterlijk en
figuurlijk geschenk aan de religie.
19. Aanbieding van de
Boeddha-tand aan de koning van Sri Lanka in de 4e eeuw A.D. De
tandrelikwie bevindt zich momenteel in Kandy, de laatste koninklijke
hoofdstad, en is nog altijd het belangrijkste pelgrimsdoel en centraal object
van het grootste jaarlijkse religieuze festival van het eiland. De tand was
verbonden met het koningschap van Sri Lanka.
P.10 20. Circumambulatio rond de stupa
(Anuradhapura, Sri Lanka)
21.
Een van de meer dan 4000 tempels en
stupa’s van Bagan in Myanmar. Het unieke complex
werd tussen de 11e tot 13e eeuw gebouwd toen hier
een dynastie van toegewijde tempelbouwers langdurig resideerde.
P.11 22. Koninklijk paleis en
tevens tempel (Bankok, Thailand), waar de boeddha van smaragd
wordt
bewaard, symbool van de hechte relatie
tussen koningshuis en het boeddhisme.
Literatuur:
Baal, J.van, 1985: Symbols
for Communication. An introduction to the anthropological study of religion
(V.Gorcum, Assen)
Banton, Michael (ed),
1966: Anthropological Approaches to the Study of Religion (Tavistock, London)
Bechert, H. & R. Gombrich (eds.), 1984: The World of
Buddhism (Thames & Hudson, London)
Buswell, Robert E. Jr (ed.), 2004 : Encyclopedia of Buddhism. 2 vols
(Thomson-Gale, MacMillan Reference USA)
Dürkheim, E. 1912: Les Formes Elémentaires de la Vie Religieuze (PUF
1960, Paris). (Short
Engl. transl. in
Lambek,
2002, p. 34-49)
Ekvall, R.K., 1964: Religious Observances in Tibet,
patterns and functions (Univ. of Chicago Press)
Feuchtwang, Stephan: 'Investigating Religion', in:
Bloch, M.(ed.), 1975: Marxist Analysis and Social
Anthropology.(Malaby, London)
Geertz, Clifford: 'Religion as a Cultural System', in:
Banton, 1966, p.1-46 en: Lambek, 2002, p.61-82.
Gombrich, Richard & Gananath Obeyesekere, 1988:
Buddhism Transformed. Religious Change in Sri
Lanka
(Princeton University Press, Princeton)
Huntington, Susan L, 2012: Lay Ritual in the Early
Buddhist Art in India (J.Gonda Lecture, KNAW Amsterdam)
Keown, Damien, 2003: Dictionary of Buddhism (Oxford
Univ. Press, New York)
Lambek, Michael (ed.), 2002: A Reader in the
Anthropology of Religion (Blackwell, Malden)
Morris, Brian, 1987: Anthropological Studies of
Religion. An introductory text (Cambridge Univ. Press)
Nebesky-Wojkowitz, René,
1975: Oracles and Demons of Tibet. The Cult and Iconography of the Tibetan
Protective Deities (Akademische Druck-u. Verlagsanstalt,
Graz/Austria)
Prebish, Charles S. &
Damien Keown, 2006: Introducing Buddhism (Routledge, New York)
Rahula, Walpola, 1959:
What the Buddha taught (Grove Press, New York)
Robinson,
Richard H. & Willard L. Johnson, 1997: The Buddhist Religion: a historical
introduction
(Wadsworth, Belmont),
(In 2005, 5th ed. changed into: “The Buddhist Religions:”)
Samuel, Geoffrey, 1993:
Civilized Shamans. Buddhism in Tibetan Societies (Smithsonean Inst.,
Washington DC)
Schumann, H.W., 1982: Der Historische Buddha
(Diederichs; Eng. vert. 1989 Arkana, Penguin)
Smart, N. (ed.), 1999: Atlas of the World's Religions
(Calmann&King; NL.ed.2000: Wereldatlas van
Religies
(Könemann, Keulen))
Spiro, Melford E, 1970: Buddhism and Society. A great
tradition and its Birmese vicissitudes. (Un. of
California
Press, Berkeley)
Spiro, M.E.: 'Religion: Problems of Definition and
Explanation', in Banton 1966, p.85-125
Tambiah, S.J, 1970: Buddhisme and the Spirit Cults in
North-east Tailand (Cambridge University Press,
Trainor, Kevin, 2002: Buddhism: The Illustrated Guide
(Duncan Baird, London; NL. transl. 2002:
Boeddhisme.
Het Geïllustreerde Standaardwerk (Spectrum, Utrecht)
Velde, Paul van der, 2009: Duizend
spaken over tienduizend zonnewegen. De Boeddha en de vele
boeddhistische
levensverhalen (Inaugurele rede, Radboud Universiteit, Nijmegen)
Noten:
[1] De overige wereldreligies: Christendom 30%, Islam 23% en
Hindoeïsme 13% van de wereldbevolking (in october 2011: 7 miljard).
[2] Reeds Emile
Dürkheim, een van de grondleggers van de sociologie, lanceert vanwege het z.i. atheïstische
karakter van enige oude Indiase religies, waaronder het boeddhisme, de vage dichotomie "sacré" vs.
"profane" als onderscheidend
kriterium in zijn definitie van religie (1960, p.41-49 en 65).
[3] De termen hindoe
en hindoeïsme hebben de koloniale Britten van hun moslim-voorgangers
overgenomen. Ze dienen als vergaarbak
voor alles wat er los van de Islam aan Indiase religies voortbestaat, behalve
duidelijk afgescheiden stromingen als boeddhisme en jainisme.
Ze zijn eigenlijk met betrekking tot deze vroege
tijden (nog) niet op hun plaats, maar doelen op 'Vedische religie' of 'brahmanisme' met een
kastenindeling, waarin brahmanen (priesters) bij uitstek de belangrijke rituelen
uitvoeren.
[4] Ik heb hier om verwarring te voorkomen voor de
boeddhistische termen de meer gebruikelijke Sanskriet-versies gebruikt (tenzij
anders vermeld). Het Pali van de meest oorspronkelijke geschriften was
vermoedelijk een oude voertaal in Noord-India. Pas in de 1e eeuw voor Chr. zouden op Sri
Lanka delen van de Pali canon voor het eerst schriftelijk zijn vastgelegd.
[5]
Hoewel er al sprake
is van nonnen (bikshuni) in het oude
boeddhisme, vormt het boeddhisme vergeleken met de overige wereldreligies geen
uitzondering in de negatieve waardering en discriminatie van vrouwen. Als het voor een vrouw al mogelijk geacht
wordt verlichting te bereiken, moet zij toch eerst als man worden wedergeboren
om het nirvana in te gaan. (cf.
Buswell, 2004 pp. 898-902).
[6]
Theravada, letterlijk: ‘de weg van de oude(re)n’. De
diverse stromingen en filosofische scholen, die al in de eerste
ontwikkelingsfase van het boeddhisme hebben bestaan, laat ik hier buiten
beschouwing.
[8]
Meer in het
bijzonder is het de zg. Pratimoksha die de regels omvat.
[9] Door de toevlucht en
de panca sila gelofte bestaat er formeel
tussen de totale leek en de monniken nog een categorie van speciaal toegewijde
leken, de upasaka (vrl: upasika).
[10]
Een van de belangrijkste
symbolen van het boeddhisme is de caitya
of stupa, waarin relikwieën worden
bewaard. In het boeddhisme onderscheidt men shariraka
en paribhogika relieken. Cf.
Huntington, 2012: pp 2-27.
[11]
Het centrum van
het Gandhara rijk bevond zich in de regio van het huidige Zuidoost-Afghanistan en
Midden-Pakistan (Taxila), waar eerst Bactrische Grieken en vervolgens de
Scytische Kushana’s heersten. De bekendste naam onder de Kushana vorsten is die
van Kanishka die in de 1e en 2e eeuw geleefd moet hebben.
Het rijk heeft tot in de zesde eeuw bestaan en moet, naar uit archeologische
vondsten blijkt, een grote boeddhistische invloed hebben gekend.
[12] Mahayana geschriften
zien we vanaf de 2e eeuw AD verschijnen.Deze nieuwe sutra’s zijn
verborgen gebleven en nu ‘ontdekt’, of op grond van ‘inspiratie’ door de
Boeddha nu pas door geleerden opgetekend. Bekende mahayana sutra’s zijn: de nirvana
sutra, de ‘lotus’ sutra, de prajna paramita (vervolmaking van
wijsheid, waartoe de zg. ‘diamant’ sutra
en ‘hart’ sutra behoren), de lankavatara sutra, de avatamsaka sutra, yogacara sutra’s en tenslotte de zg. ‘pure land’ sutra’s.
[13] Als grondlegger van de madhyamaka geldt de legendarische wijsgeer Nagarjuna uit de 2e
eeuw A.D. De leer gaat terug op de middenweg die de historische boeddha zou
hebben aangegeven, toegepast op het al dan niet bestaan van de fenomenen. De Yogacara is in de 4e eeuw
populair geworden en verbonden met de filosofen Asanga en Vashubandhu. De grote
rol van de geest (vijna) en het
bewustzijn (citta) ligt ten grondslag
aan de rituele praktijk van tantrisme en pure land boeddhisme.
[14] Bekende hedendaagse scholen zijn: Tien-t’ai in China en Japan (Tendai); in Japan Shingon en de Zen scholen Soto en Rinzai, de ‘pure land’ scholen Jodo
shu en Jodo shin shu, en de Nichiren
school; in het Tibetaans boeddhisme de
Ningmapa, Sakyapa, Kagyudpa en Gelugpa scholen.
[15] Andere nog bestaande vormen van het
esoterische tantrisch boeddhisme vinden we in Nepal onder de Newars van de
Kathmandu vallei en in de Japanse Shingon school. De laatste combineert oorspronkelijke Indiase
elementen met inheems Japanse Shinto rituelen.
[16] In geen andere taal is zoveel van de boeddhistische
canon opgeschreven en bewaard als in het Tibetaans.
[17] Het
Tibetaans boeddhisme heeft naar mijn idee ook het karakter van een
‘bevrijdingsreligie’, waarmee een onderdrukte bevolking zich cultureel
identificeert in de hoop op betere tijden.
[18]
Overigens zijn er meerdere types “gebeds”vlaggen en gaat
dit karakteristieke gebruik terug op oudere religieuze tradities.
[19] Het idee houdt verband met de oudere mahayana theorie van de trikaya, 'drie lichamen'. We kunnen deze drie lichamen het best zien
als verschillende abstractieniveaus waarop de verlichte zich kan manifesteren:
het dharmakaya of absolute (bv. de
boeddha Amatabha), het sambhogakaya,
of symbolische (bv. de bodhisattva Avalokiteshvara), en tenslotte het nirmanakaya, het niveau van concrete
historische personen (bv. de Dalai Lama).
[20] De
Dalai Lama was tot voor kort spiritueel en wereldlijk leider der Tibetanenen.
Hij geldt als incarnatie of verschijningsvorm van de bodhisattva Avalokiteshvara, het ultieme symbool van het
mededogen. De huidige Dalai Lama, de
veertiende in successie, leeft vanwege de dramatische ontwikkelingen in
'Chinees' Tibet, sinds 1959 in Noordwest-India.
De wijze waarop hij als Tibetaans regeringsleider in ballingschap de
ethiek van compassie en geweldloosheid heeft belichaamt, heeft in 1989
internationale erkenning gekregen met de toekenning van de Nobelprijs voor de
vrede. Vanwege zijn inmiddels hoge
leeftijd heeft de Dalai Lama zijn politieke functie recentelijk overgedragen en
is hij alleen nog spiritueel leider. Al eerder heeft hij wijselijk aangekondigd
in de Tibetaanse vluchtelingengemeenschap in Nepal of India te zullen
reïncarneren.
[21] Deze vermenging van
religieuze voorstellingswerelden is volkomen duidelijk en algemeen bekend waar
het tantrisch boeddhisme en met name de Tibetaanse variant betreft. (Samuel,
1993). Maar ook in het ogenschijnlijk zo uniforme Theravada boeddhisme vinden we
vanwege dezelfde oorzaak een aanzienlijke diversiteit. Cf. Tambiah, 1970;
Spiro, 1970; Gombrich & Obeyesekere 1988.
[22] Robinson &
Johnson (& Thansissaro) hebben hun boektitel van “The Buddhist
Religion” (in voorafgaande edities) veranderd in “Buddhist Religions” (Cf: Robinson & Johnson & Tanissaro, 2005, 5e editie).
religie: 1.godsdienst, 2. geloofsleer
of –overtuiging
godsdienst: 1.dienst, verering of aanbidding van
God, 2.gezamenlijke leerstellingenen plechtigheden van godsverering van een
volk of kerkgenootschap.
[24] Cf: Morris, 1987;
Baal, 1985; Feuchtwang,
1975; Banton, 1966;
[25] Ik heb in m’n
definitie de voorkeur gegeven aan de term niet-empirisch, maar ga ook accoord met
‘niet-verifieerbaar’,
transcendent’ of ‘bovennatuurlijk’ als alternatieven voor het door mij
gekozen ‘niet-empirisch’ ter aanduiding van de religieuze
werkelijkheid. Met speciale personen worden religieuze specialisten
bedoeld, zoals priesters, monniken, voorgangers,
sjamanen, leermeesters, orakels, medicijnmannen enz.
Ik volg Clifford Geertz'
kijk op religie als een 'cultureel systeem' van symbolen en Stephan Feuchtwangs
nadruk op de verbondenheid van systemen en verandering (Cf.Feuchtwang in Bloch,1975). Als cultureel systeem wordt religie gedeeld
door een gemeenschap of groep en moet beschouwd worden in relatie met andere
culturele en sociale systemen, die
allemaal deel uitmaken van processen van wederzijdse beïnvloeding en
verandering (Cf. Geertz in Banton,1966).
[26] Cf: Trainor, 2002, p. 28-35 en p. 122-123
[27] Gezicht: lichtjes, kaarsen, olie- of
boterlampen; Geur: wierrook, bloemen; Smaak:water,vruchten,graan;
Gehoor: muziek(instrumenten); Tastzin: zijden stoffen.
[28]
In de Index van
het inventariserend naslagwerk van Nebesky-Wojkowitz vinden we zeker 3000
godennamen (cf.Nebesky-Wojkowitz, 1975,p. 605 e.v.
[29]
cf. Samuel
(1993)
[30] Cf: Prebish &
Keown, p.196; of een “uitgekleed” soort “kernboeddhisme” (Cf. Velde, Paul van der,
2009, p.14, 20 en 23).
[32] Melford Spiro wijst
op de m.i. cruciale achterliggende fout, dat men de leer van een filosofische
school verwart met het geloof en gedrag vaneen religieuze gemeenschap! (cf.
Spiro in Banton,1966, p.88-94)
No comments:
Post a Comment